Duitse Bond
Basisgegevens | |
Regeringszetel | Frankfurt am Main |
Bestaan | 1815-1866 |
Lidstaten | 41 |
Oppervlakte | 630.100 km² |
Inwoners | 29.168.500 (1815) 46.059.329 (1864) |
De Duitse Bond (Duits: Deutscher Bund) was een losse statenbond van Duitse staten die ontstond op het Congres van Wenen (1815) en uiteenviel in de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866). De politiek van de Bond stond van het begin af aan in het teken van de rivaliteit tussen Oostenrijk en Pruisen.
Inhoud |
[bewerk] Ontstaan
De Duitse Bond trad in werking uit kracht van de Bondsakte van 8 juni 1815, die door 41 staten - 37 vorstendommen en 4 vrije steden - werd ondertekend. Het doel van de Bond was enerzijds door een gezamenlijk optreden tegenover het buitenland de zelfstandigheid van Duitsland te bewaren en anderzijds het handhaven van de autonomie van de individuele staten.
De Duitse Bond verving het in 1806 opgeheven Heilige Roomse Rijk, dat niet werd hersteld. De delen van Pruisen en Oostenrijk die buiten het gebied van het oude rijk lagen, behoorden ook niet tot de Bond. Wel waren drie niet-Duitse vorsten lid van de Duitse Bond: de koning van Denemarken als hertog van Holstein en Lauenburg, de koning der Nederlanden als groothertog van Luxemburg en sinds 1839 als hertog van Limburg en de koning van het Verenigd Koninkrijk tot 1837 als koning van Hannover.
[bewerk] Bondsdag
Het centrale en enige orgaan van de Duitse Bond was de Bondsdag die zetelde in het Paleis Thurn und Taxis te Frankfurt am Main en bestond uit afgevaardigden van de lidstaten. Voorzitter was de gezant van Oostenrijk (tot 1848 Klemens von Metternich). De Bondsraad bestond uit:
- De Algemene Vergadering of Plenum, die met tweederde meerderheid besloot over oorlog en vrede en veranderingen in de interne organisatie. Elke staat had 1 tot 4 stemmen.
- De Bondsregering of Engere Raad, die met absolute meerderheid besloot over overige lopende zaken. De 11 grote en middelgrote staten hadden elk één stem, de overige staten waren in zes groepen verdeeld die elk één gezamenlijke stem hadden.
Duitsland in de geschiedenis | ||
|
||
|
[bewerk] Reactie
Onder Metternich stond de Bondsdag in het teken van de Restauratie en werden liberale en constitionele stromingen onderdrukt. Dit kwam met name tot uiting in de besluiten van Karlsbad (1819) en de demagogenvervolging (1819-1848).
Oostenrijk trachtte de Bond ook te gebruiken om het ontstaan van een nieuwe Duitse eenheidsstaat te voorkomen, die opsplitsing (groot-Duitse oplossing) dan wel uitsluiting (klein-Duitse oplossing) van dit land zou betekenen.
[bewerk] Economie
Op initiatief van Pruisen kwam in 1834 de Zollverein tot stand, met als doel een betere economische integratie van de Bond. De meeste Duitse staten - met als belangrijkste uitzondering Oostenrijk - sloten zich hierbij aan.
[bewerk] Liberale revolutie
Het anti-liberale en anti-nationalistische beleid droeg er wezenlijk aan bij dat in 1848 de Maartrevolutie uitbrak. Te Frankfurt kwam het Frankfurter Parlement bijeen dat zich beraadde over een nieuwe Duitse eenheidsstaat op liberale grondvesten. Het parlement hief in juni de Bondsdag op en vormde een provisorische rijksregering onder de Reichsverweser (regent) aartshertog Johan. In 1849 nam het een liberale grondwet (de Paulskirchenverfassung) aan en koos het de Pruisische koning Frederik Willem IV tot keizer. Diens weigering de kroon uit handen van het volk te ontvangen betekende het mislukken van de liberale beweging. Pruisen zag zich na het Verdrag van Olmütz (1850) gedwongen zich in een heroprichting van de Duitse Bond te schikken.
[bewerk] Pruisisch-Oostenrijks dualisme
In de jaren die volgden nam de spanning tussen Oostenrijk en Pruisen, ook op economisch gebied, toe, hetgeen hervormingspogingen frustreerde. Otto von Bismarck, sinds 1862 Pruisisch premier, stuurde aan op een verenigd Klein-Duitsland onder leiding van Pruisen. Oostenrijk, dat dreigde buitengesloten te worden, toonde zich hierop ook hervormingsgezind. De Frankfurter Vorstendag, die in 1863 de Oostenrijkse voorstellen zou bespreken, mislukte door Bismarcks toedoen echter.
In 1864 streden de twee grootmachten nog samen in de Tweede Duits-Deense Oorlog (zie ook: Sleeswijk-Holsteinse kwestie). Na deze oorlog bestuurde Oostenrijk Holstein en Pruisen Sleeswijk. Bismarck stuurde echter op oorlog aan en verweet Oostenrijk het in 1865 gesloten Verdrag van Gastein te schenden. Hij liet in 1866 Holstein bezetten en verklaarde de grondwet van de Duitse Bond op 14 juni van dat jaar voor opgeheven. Dit was de aanleiding voor de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog. De Duitse Bond was hiermee de facto opgeheven en hield op 24 augustus zijn laatste vergadering. Nog datzelfde jaar verenigde de Noord-Duitse staten zich onder leiding van de Pruisische overwinnaar in de Noord-Duitse Bond. De Zuid-Duitse staten Baden, Beieren, Württemberg en Oostenrijk werden onafhankelijk.
[bewerk] Territoriale veranderingen
Door overerving, annexatie en andere politieke ontwikkelingen traden gedurende het bestaan van de Duitse Bond de volgende wijzigingen op:
- 1817: Hessen-Homburg sluit zich aan.
- 1824: Door uitsterven van het vorstenhuis wordt Reuss-Lobenstein met Reuss-Ebersdorf verenigd tot Reuss-Lobenstein-Ebersdorf.
- 1826: Bij de herindeling van de Ernestijnse hertogdommen verdwijnen Saksen-Coburg-Saalfeld, Saksen-Gotha-Altenburg en Saksen-Hildburghausen van de kaart en ontstaan Saksen-Altenburg en Saksen-Coburg en Gotha.
- 1839: Het westen van Luxemburg komt conform het Verdrag der XXIV Artikelen aan België. Ter compensatie wordt de Nederlandse provincie Limburg exclusief Maastricht (wegens twee-heerigheid) als hertogdom lid van de Duitse Bond.
- 1848: De vorst van Reuss-Lobenstein-Ebersdorf treedt af ten gunste van de vorst van Reuss-Schleiz, waarmee het verenigde vorstendom Reuss jongere linie totstandkomt.
- 1848-1851: De Pruisische provincies West-Pruisen, Oost-Pruisen en het westen van Posen behoren tot de Duitse Bond.
- 1849: Pruisen annexeert de vorstendommen Hohenzollern-Hechingen en Hohenzollern-Sigmaringen.
- 1853: Door uitsterven van het vorstenhuis wordt Anhalt-Köthen met Anhalt-Dessau verenigd tot Anhalt-Dessau-Köthen.
- 1863: Door uitsterven van het vorstenhuis van Anhalt-Bernburg komt deze staat aan Anhalt-Dessau-Köthen, dat sindsdien Anhalt heet.