CLASSICISTRANIERI HOME PAGE - YOUTUBE CHANNEL
SITEMAP
Audiobooks by Valerio Di Stefano: Single Download - Complete Download [TAR] [WIM] [ZIP] [RAR] - Alphabetical Download  [TAR] [WIM] [ZIP] [RAR] - Download Instructions

Make a donation: IBAN: IT36M0708677020000000008016 - BIC/SWIFT:  ICRAITRRU60 - VALERIO DI STEFANO or
Privacy Policy Cookie Policy Terms and Conditions
Robert Oppenheimer - Wikipedia

Robert Oppenheimer

J. Robert Oppenheimer, "vader van de atoombom", in functie als eerste directeur van het Los Alamos National Laboratory, vanaf 1943.
Groter
J. Robert Oppenheimer, "vader van de atoombom", in functie als eerste directeur van het Los Alamos National Laboratory, vanaf 1943.

J. Robert Oppenheimer (New York 22 april 1904 - Princeton, New Jersey 18 februari 1967) was een joods-Amerikaans natuurkundige en wetenschappelijk directeur van het Manhattanproject, het project waarin tijdens de Tweede Wereldoorlog de eerste kernwapens ontwikkeld werden. Hij wordt ook wel de "vader van de atoombom" genoemd.

Na de vernietiging van de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki verafschuwde Oppenheimer de dodelijke kracht van de wapens die onder zijn leiding ontwikkeld waren. Na de oorlog werd hij senior-adviseur van de nieuw opgerichte Atomic Energy Commission en gebruikte hij die positie om zich in te zetten voor internationaal toezicht op gebruik van kernenergie. Ook maakte hij zich sterk om een nucleaire wapenwedloop met de Sovjet-Unie af te wenden.

Zijn stevige, politieke uitspraken over dit onderwerp maakten hem niet geliefd bij veel politici en wetenschappers gedurende de dreiging van het Rode Gevaar en als reactie op zijn uitlatingen werd hem zijn toegangsstatus tot geheime documenten ontnomen tijdens een breed uitgemeten en zwaar gepolitiseerde enquête in 1954. Hoewel hem zijn politieke invloed ontnomen was, bleef Oppenheimer werken in de natuurkunde en bleef hij ook schrijven en lezingen houden. Een decennium later ontving hij van President Lyndon B. Johnson de Enrico Fermi Prijs, als een soort van rehabilitatie.

Inhoud

[bewerk] Vroege leven en opleiding

Oppenheimer werd geboren in New York in 1904. Zijn vader was Julius S. Oppenheimer (een welgestelde importeur van textiel die in 1888 vanuit Duitsland geëmigreerd was naar de Verenigde Staten), zijn moeder was Ella Friedman (een artieste). Hij ging naar school aan de Ethical Cultural Society School waar hij, naast wiskunde en natuurwetenschappen, in aanraking kwam met onderwerpen uiteenlopend van Grieks tot Franse literatuur. Gedurende zijn gehele leven zou hij een veelzijdig academicus blijven, zowel bedreven in de exacte wetenschap als in de alfa-wetenschappen.

Hij begon een jaar later dan gepland aan zijn studie te Harvard University, vanwege een aanval van colitis. De tussenliggende periode bracht hij, samen met zijn voormalig leraar Engels, door in New Mexico om te herstellen en aan te sterken. Aldaar deed hij zijn voorliefde op voor paardrijden en de bergen en plateaus van het zuidwesten van de Verenigde Staten. Hij keerde hernieuwd terug en haalde de achterstand in door zijn studie scheikunde in maar drie jaar af te ronden.

In zijn Harvard-tijd kwam Oppenheimer in aanraking met experimentele natuurkunde toen hij het college thermodynamica van Peter Bridgman volgde. Hem werd aangeraden naar Europa af te reizen om zijn studie voort te zetten -- een top-niveau opleiding op het gebied van de elementaire deeltjesfysica bestond destijds in de VS niet. Hij werd als promovendus aangenomen aan het beroemde Cavendish Laboratory van Ernest Rutherford in Cambridge en ging daar werken voor de eminente (maar alweer wat oudere) J.J. Thomson.

Oppenheimer bleek echter een kluns te zijn in het lab, waardoor rap duidelijk werd dat zijn roeping de theoretische natuurkunde was en niet de experimentele. Om die reden verliet hij het Cavendish in 1926 en vertrok hij naar de Georg August-Universiteit in Göttingen om daar te gaan studeren onder Max Born. De Göttinger Universiteit gold als een topinstituut voor theoretische natuurkunde in Europa en Oppenheimer sloot er een aantal vriendschappen met mensen die een grootse toekomst tegemoet zouden gaan -- bijvoorbeeld Paul Dirac -- voordat hij op 22-jarige leeftijd promoveerde.

Te Göttingen publiceerde Oppenheimer vele, belangrijke bijdragen aan de toen nog nagelnieuwe kwantumtheorie. In september 1927 keerde hij terug naar Harvard als een Fellow van de National Research Council van de VS en begin 1928 studeerde hij aan de California Institute of Technology. Aldaar ontving hij verscheidene uitnodigingen om docent te worden en nam hij een baan aan als universitair docent bij de University of California te Berkeley. Het was, in zijn eigen woorden, "een woestijn", maar paradoxaal ook een vruchtbare plaats wat kansen betrof.

Hij onderhield een dubbele aanstelling bij CalTech, waar hij ieder lente-semester doorbracht om niet geïsoleerd te raken. Voor zijn aanstelling bij Berkeley begon werd bij hem tuberculose vastgesteld; om hiervan te genezen bracht hij samen met zijn broer Frank een aantal weken door in een ranch in New Mexico, "Perro Caliente", die hij huurde en later zelfs kocht. Hij herstelde en keerde terug naar Berkeley, waar hij uitgroeide tot een mentor en medewerker van een generatie natuurkundigen die hem bewonderden om zijn intellectuele veelzijdigheid en brede interesses. Nobelprijs winnaar Hans Albrecht Bethe zei later van Oppenheimer dat:

Waarschijnlijk was het belangrijkste ingrediënt dat Oppenheimer gebruikte in zijn lessen zijn uitgelezen smaak. Hij wist altijd wat de belangrijke problemen waren, wat te zien was aan de keuze van zijn onderwerpen. Hij leefde werkelijk met die problemen, worstelde om ze op te lossen en bracht zijn zorgen over op de groep.

Oppenheimer werkte ook nauw samen met experimenteel fysicus Ernest Orlando Lawrence (met wie hij goede vrienden werd) en diens pioniers van de cyclotron; hij hielp hen de resultaten van hun nieuwe machines in Lawrences Radiation Laboratory te begrijpen.

Oppenheimer werd al gauw gezien als de oprichter van de Amerikaanse school van de theoretische natuurkunde en bouwde een reputatie op als eclecticus vanwege zijn interesse in talen en oosterse filosofie en de welbespraaktheid en helderheid waarmee hij zijn ideeën tot uitdrukking bracht. Maar gedurende zijn hele leven ging hij ook gebukt onder zijn zorgen en hij beweerde lange perioden van depressie meegemaakt te hebben. "Ik heb de natuurkunde meer nodig dan vrienden", schreef hij ooit aan zijn broer. Als lange, dunne kettingroker die vaak vergat te eten gedurende periodes van intellectuele zorgen of concentratie werd Oppenheimer door vele van zijn vrienden gezien als iemand met een neiging tot zelfvernietiging en gedurende verschillende periodes van zijn leven baarde hij zijn collegae zorgen met zijn melancholiek en onzekerheid.

Hij mat zichzelf verschillende rare eigenschappen aan, kennelijk als manier om de mensen om hem heen -- of mogelijk zichzelf -- te overtuigen van zijn eigenwaarde. Naar gezegd werd was hij hypnotiserend tijdens persoonlijke interactie maar vaak erg terughoudend en koud bij meer publieke gelegenheden. Zijn kennissenkring viel in twee groepen uiteen: degenen die hem als een gereserveerde genius zagen en degenen die hem pretentieus en onzeker vonden. Zijn studenten vielen meestal in de eerste categorie en namen "Oppie's" gewoontes vaak over, van zijn manier van lopen tot zijn manier van spreken en meer.

Oppenheimers intelligentie en charisma trokken studenten van over het hele land aan naar zijn nieuwe centrum voor theoretische natuurkunde
Groter
Oppenheimers intelligentie en charisma trokken studenten van over het hele land aan naar zijn nieuwe centrum voor theoretische natuurkunde

Oppenheimer deed belangrijk onderzoek in de astrofysica, deeltjesfysica en spectroscopie. Zijn bekendste bijdrage, uit zijn tijd als promovendus, is de Born-Oppenheimer benadering, van belang voor de kwantumtheorie van atomen en moleculen. Hij leverde ook een belangrijke bijdrage aan de theorie van kosmische stralings cascades en aan werk dat uiteindelijk uitmondde in een beschrijving van kwantum-tunneling. Tegen het eind van de jaren 1930 was hij de eerste die papers schreef die het bestaan suggereerden van wat we tegenwoordig zwarte gaten noemen. Zelfs in de bijzonder exotische onderwerpen waar hij expert in was, werden zijn papers moeilijk gevonden om te begrijpen. Oppenheimer hield ervan elegante maar bijzonder complexe wiskundige technieken te gebruiken om natuurkundige principes te demonstreren. Hij kreeg echter wel veel kritiek te verduren vanwege de wiskundige fouten die hij maakte -- waarschijnlijk vanwege te gehaast werken.

Veel mensen waren van mening dat Oppenheimers ontdekkingen niet in overeenstemming waren met zijn natuurlijke kunnen en talent. Ze vonden hem weliswaar een uitstekend natuurkundige, maar toch niet behorend tot de top der onderzoekers die de grens van de kennis op fundamentele wijze verlegden. Een oorzaak hiervan zou kunnen liggen in zijn diverse interesses, die ervoor zorgden dat hij zich nooit volledig en lang genoeg aan een enkel onderwerp kon wijden om dat onderwerp volledig uit te werken. Zijn vertrouweling en collega Isidor Rabi gaf hier later zijn eigen visie op:

Oppenheimer was te zeer opgeleid in die zaken die buiten het domein van de wetenschappelijke traditie liggen, zoals zijn interesse in religie en met name de Hindoe-religie; wat resulteerde in een gevoel van het mysterie van het universum dat hem als een nevel omgaf. Hij zag de natuurkunde duidelijk als hij keek naar wat er al gedaan was, maar kijkend naar het grensgebied had hij de neiging te denken dat er meer mysterie en onbekendheid was dan er werkelijk was... Hij keerde zich af van de harde, meedogenloze methoden van de theoretische fysica en richtte zich meer op het mystieke gebied van ruime intuïtie.

Desondanks zijn sommige mensen, zoals natuurkundige Luis Alvarez, van mening dat als Oppenheimer lang genoeg geleefd had om zijn voorspellingen gestand te doen zien door experimenten hij wellicht de Nobelprijs gewonnen had voor zijn werk aan gravitationele implosie, aangaande neutronensterren en zwarte gaten.

Gedurende de jaren 1920 hield Oppenheimer zich verre van wereldlijke zaken en beweerde zelfs dat hij pas een paar maanden nadien van de beurskrach van 1929 gehoord had (Oppenheimer had zelf bepaald geen geldzorgen, zijn familiebanden voorzagen hem van voeldoende financiële steun). Het was pas in 1936 en toen hij zich inliet met Jean Tatlock, de dochter van een hoogleraar literatuur te Berkeley, dat hij enige interesse in de politiek toonde. Zoals vele, jonge intellectuelen in de jaren 1930 was hij een aanhanger van communistische ideeën en met veel meer geld op zak dan de meeste professoren (hij had ruim $300.000 van zijn vader geërfd in 1937, destijds een enorme som geld) was hij in staat veel linkse initiatieven van geld te voorzien. Het leeuwendeel van zijn "radicale" bezigheden betroffen zaken als het organiseren van inzamelingsacties voor de republikeinse kant in de Spaanse Burgeroorlog en andere, anti-fascistische bezigheden, maar hij werd nooit openlijk lid van de communistische partij (Oppenheimers broer Frank deed dat wel, tegen Roberts advies in). In november 1940 huwde hij Katherine Puening Harrison, een "radicale" studente te Berkeley en in mei 1941 werd hun eerste kind, Peter, al geboren.

[bewerk] Het Manhattanproject

Oppenheimers pasfoto voor de beveiliging op Los Alamos
Groter
Oppenheimers pasfoto voor de beveiliging op Los Alamos

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, nam Oppenheimer enthousiast deel aan de inspanningen om een atoombom te ontwikkelen die al het grootste gedeelte van de tijd innamen van Lawrences Radiation Lab te Berkeley. Lawrence, Vannevar Bush, Arthur Compton en James Conant probeerden al enige tijd om het bom-project los te weken van het Uranium Committee dat president Roosevelt in 1939 opgericht had, omdat ze vonden dat het project onder hun leiding niet vorderde. Oppenheimer kreeg de uitnodiging om de neutronen-berekeningen te komen doen. Hij wierp zich met heel zijn hart en ziel op deze taak en zwoer zijn "linkse dwalingen" af om zich geheel te wijden aan zijn verantwoordelijkheden (hoewel veel van zijn vrienden en studenten nog altijd uit de "radicale" hoek kwamen).

Toen de zeggenschap over het project - nu het Manhattanproject geheten - verplaatst werd naar het Amerikaanse leger wees projectleider generaal Leslie R. Groves (die net klaar was met zijn vorige taak als leidinggevende bij de constructie van het Pentagon) Oppenheimer aan als wetenschappelijk directeur, wat voor velen een verrassing was. Groves wist wel van de veiligheidsrisico's aangaande Oppenheimer, maar vond toch dat Oppenheimer de beste man was om leiding te geven aan een diverse groep wetenschappers en dacht ook dat Oppenheimer niet beïnvloed zou worden door zijn vroegere, politieke experimenten.

Een van Oppenheimers eerste handelingen was om een spoedcursus bommen maken te organiseren in zijn gebouw in Berkeley. Een mengelmoes van Europese natuurkundigen en zijn eigen studenten -- een groep met daarin onder meer Robert Serber, Emil Konopinski, Felix Bloch, Hans Albrecht Bethe en Edward Teller -- ging aan de slag om te berekenen wat er moest gebeuren en in welke volgorde om de bom te maken. Het onderzoek voor het project werd in die tijd nog aan verschillende universiteiten en laboratoria verspreid over het hele land gedaan, wat niet alleen een probleem was voor de geheimhouding maar ook voor de cohesie van het project. Oppenheimer en Groves besloten dat er een centrale en geheime faciliteit moest komen. Op zoek naar een plek werd Oppenheimer getrokken naar een plek in New Mexico, niet ver van zijn eigen ranch. Op een vlakte in de buurt van Santa Fe werd het Los Alamos laboratorium haastig uit de grond gestampt -- het werd een houtje-touwtje gebeuren van barakken en modder. Op die plek bracht Oppenheimer een groep samen met daarin de meest briljante natuurkundigen van zijn tijd, waaronder Enrico Fermi, Richard Feynman, Robert R. Wilson en Victor Weisskopf, naast de bestaande groep met daarin Bethe en Teller. Zijn vrouw beviel er in 1944 van hun tweede kind, Katherine (Toni genoemd).

Een groep natuurkundigen bij een colloquium in Los Alamos ten tijde van het Manhattanproject.Op de eerste rij van links naar rechts: Norris Bradbury, John Manley, Enrico Fermi en J. M. B. Kellogg. Oppenheimer zit in de tweede rij achter Manley; naast hem (rechts op de foto) zit Richard Feynman.
Groter
Een groep natuurkundigen bij een colloquium in Los Alamos ten tijde van het Manhattanproject.
Op de eerste rij van links naar rechts: Norris Bradbury, John Manley, Enrico Fermi en J. M. B. Kellogg. Oppenheimer zit in de tweede rij achter Manley; naast hem (rechts op de foto) zit Richard Feynman.

Oppenheimer stond er zowel om bekend dat hij alle wetenschappelijke aspecten van het project beheerste als dat hij zich inspande om de overmijdelijke, culturele conflicten tussen wetenschappers en militairen in bedwang te houden. Hij was een soort icoon voor zijn mede-wetenschappers, een symbool van waar ze aan aan het werken waren, naast alleen maar wetenschappelijk directeur. Victor Weisskopf zei het als volgt:

Hij voerde de directie niet vanuit het hoofdkantoor. Hij was intellectueel en zelfs fysiek aanwezig bij iedere beslissende stap. Hij was aanwezig in het lab of in de seminar-zalen als een nieuw effect gemeten werd, als een nieuw idee geboren werd. Het was niet dat hij zelf veel ideeën of suggesties bijdroeg; hij deed dat soms, maar zijn voornaamste invloed kwam uit iets anders voort. Het was zijn eeuwige en intense aanwezigheid die bij ons allen een gevoel van directe betrokkenheid opriep; het schiep die unieke atmosfeer van enthousiasme en uitdaging die gedurende zijn hele bestaan heerste door heel het complex heen.

Gedurende het hele project werd Oppenheimer in de gaten gehouden, zowel door de FBI als door de beveiliging van het Project zelf, vanwege zijn vroegere, linkse associaties. Toen hij in 1943 onaangekondigd afreisde naar Californië om zijn vroegere vriendin Jean Tatlock te bezoeken, werd hij door een speciaal agent van de FBI geschaduwd. Ergens vroeg in het project had Oppenheimer aan de beveiliging van het Manhattanproject gemeld dat een oude vriend van hem, Haakon Chevalier -- een docent Franse literatuur te Berkeley en een bekende sympathisant van de communisten -- hem gevraagd had om nucleaire geheimen te onthullen. Tot het einde van de oorlog werd Oppenheimer regelmatig ondervraagd aangaande het "Chevalierincident" en daarbij gaf hij vaak tegenstrijdige en draaierige verklaringen af. Maar Groves, de projectleider, achtte Oppenheimer nog steeds van te groot belang voor de uiteindelijke doelen van de Geallieerden om hem aan de kant te zetten.

Oppenheimer doopte de eerste nucleaire wapentest "Trinity".
Groter
Oppenheimer doopte de eerste nucleaire wapentest "Trinity".

Het gezamenlijke werk van de wetenschappers te Los Alamos resulteerde in de eerste, nucleaire explosie te Almogordo, op 16 juli 1945. Oppenheimer doopte dit experiment "Trinity" ("Drie-eenheid"), naar hij later verklaarde naar een vers van John Donne. Deze naamgeving was waarschijnlijk een verwijzing naar Jean Tatlock, die hem in de jaren '30, toen ze zijn vriendin was, Donnes werk had leren kennen. Tatlock had tot Oppenheimers ontzetting een paar maanden eerder zelfmoord gepleegd. Oppenheimer herinnerde zich later dat hij, terwijl hij de explosie aanschouwde, aan een vers uit de Hindoe-tekst Bhagavad Gita dacht: "Ik ben de dood geworden, de vernietiger van werelden." Volgens zijn broer had hij destijds alleen maar "Het werkt" gezegd. Het nieuws van de succesvol verlopen test werd allerijl aan president Harry S. Truman overgebracht, die het bericht kon gebruiken als troef bij de aankomende Conferentie van Potsdam over het lot van het naoorlogse Europa.

Hoewel de eerste aanzet tot het bouwen van de bom -- een kennelijke wapenwedloop met Nazi-Duitsland -- gebleken was onnodig te zijn geweest (het Duitse kernwapenprogramma bleek bij onderzoek door het ALSOS-team van het Manhattanproject volledig mislukt te zijn), bleven Oppenheimer en zijn team stevig doorwerken. Volgens sommige natuurkundigen, waaronder Teller en Leo Szilard, zou het inzetten van het wapen in bevolkt gebied een immorele daad van kwaadaardigheid zijn. Een petitie ging rond in de laboratoria in Los Alamos en Oak Ridge waarin gesteld werd dat inzet van de bom tegen burgers immoreel en onnodig zou zijn. Oppenheimer was tegen de petitie en waarschuwde Szilard en Teller om het project niet tegen te werken.

Door het inzetten van de in Los Alamos ontwikkelde wapens in Hiroshima en Nagasaki (stad) kwamen honderdduizenden mensen om het leven.
Groter
Door het inzetten van de in Los Alamos ontwikkelde wapens in Hiroshima en Nagasaki (stad) kwamen honderdduizenden mensen om het leven.

De wetenschappelijk beheerders waren verdeeld over hoe het inmiddels geteste wapen ingezet zou moeten worden. Lawrence was oorspronkelijk tegen inzet tegen een echt doelwit en voerde als argument aan dat een demonstratie voldoende zou zijn om Japan te doordringen van de futiliteit van verder verzet. Oppenheimer en een groot aantal van de militaire adviseurs waren het echter niet met dat oordeel eens. Oppenheimer vreesde dat als aangekondigd zou worden waar een dergelijke demonstratie plaats zou vinden, dat de vijand dan Amerikaanse krijgsgevangenen of andere mensen als menselijk schild in zou zetten in die regio. Het is onduidelijk hoeveel waarde de Amerikaanse overheid en krijgsmacht hechtten aan het oordeel van de wetenschappers over het wapen dat zij hadden ontwikkeld.

Op 6 augustus 1945 werd de uranium-bom "Little Boy" afgeworpen boven Hiroshima. Drie dagen later volgde de plutonium-bom "Fat Man" boven Nagasaki. Honderdduizenden burgers kwamen meteen om en mettertijd zouden nog vele volgen.

Oppenheimers trots na de succesvolle "Trinity"-test verdween als sneeuw voor de zon en maakte plaats voor afschuw en schuldgevoelens, hoewel hij nooit zei dat hij spijt had van het bouwen van het wapen. Gedurende zijn enige bezoek aan het naoorlogse Japan in 1960 werd hem door een journalist gevraagd of hij zich schuldig voelde over het bouwen van de bom. Oppenheimer grapte toen "Het is niet dat ik er geen spijt van heb. Ik voel me er alleen vandaag niet erger onder dan gisteren."

[bewerk] Naoorlogse activiteiten

Van het ene moment op het andere werd Oppenheimer het nationale gezicht van de wetenschap en het symbool van een soort technocratische macht. Deeltjesfysica werd een toonbeeld van macht naarmate de overheden van de wereld het strategisch en politieke belang in begonnen te zien van kernwapens en hun verschrikkelijke gevolgen. Net als vele wetenschappers van zijn generatie was Oppenheimer van mening dat vrijwaring van de dreiging van kernwapens alleen bereikt kon worden door de invloed van een transnationale organisatie (bijvoorbeeld de net opgerichte Verenigde Naties), die een programma op kon zetten om een nucleaire wapenwedloop de nek om te draaien.

Na de oprichting van de Atomic Energy Commission -- een niet-militair instituut dat het toezicht had over nucleair onderzoek en de ontwikkeling van kernwapens -- in 1946 werd Oppenheimer onmiddellijk aangesteld als hoofd van de wetenschappelijke adviescommissie van de AEC en verliet hij het directoraat van Los Alamos. Vanuit zijn nieuwe functie gaf hij adviezen aangaande een aantal verschillende zaken, waaronder de toekenning van gelden voor projecten, de bouw van laboratoria en zelfs internationaal beleid (de adviezen van zijn commissie werden echter niet altijd overgenomen).

Het Baruch Plan van 1946 dat opriep tot internationalisering van kernenergie was gedeeltelijk uit zijn opiniestukken afgeleid, maar tot Oppenheimers schrik bevatte het uiteindelijke plan een aantal voorwaarden die duidelijk maakten dat het eigenlijke doel was de Sovjet-Unie ervan te weerhouden zijn eigen atoomwapens te ontwikkelen en niet het opzetten van een blijvend mechanisme voor internationale kernwapenbeheersing. Het plan werd dan ook door de USSR geweigerd (tot grote verrassing van absoluut niemand) en het werd Oppenheimer duidelijk dat een wapenwedloop onvermijdelijk was ten gevolge van het wederzijdse wantrouwen van de VS en de USSR.

Uiteindelijk volgde Oppenheimer Albert Einstein op bij het Institute for Advanced Study.
Groter
Uiteindelijk volgde Oppenheimer Albert Einstein op bij het Institute for Advanced Study.

In 1947 verliet hij Berkeley met als opgaaf van reden dat hij tijdens de oorlog onenigheid zou hebben gehad met het bestuur. Hij werd in plaats daarvan directeur van het Institute for Advanced Study te Princeton in New Jersey. Later volgde hij Albert Einstein op als hoogleraar in de theoretische natuurkunde -- een associatie die Oppenheimer op den duur begon tegen te staan, omdat hij zich overschaduwd voelde door de nalatenschap van zijn illustere voorganger.

Als hoofd van de adviescommissie van de AEC lobbiede Oppenheimer stevig voor internationale wapenbeheersing en meer geld voor fundamenteel, wetenschappelijk onderzoek. Ook probeerde hij het beleid af te houden van een verhitte wapenwedloop. Toen de Amerikaanse regering in overweging nam om een haastprogramma op te zetten om een kernfusiebom -- een waterstofbom -- te ontwikkelen, ried Oppenheimer het initieel af; ondanks het feit dat hij aan het begin van het Manhattanproject nog wel voor de ontwikkeling van een dergelijk wapen was geweest. In dit advies nam hij gedeeltelijk zijn ethische bezwaren mee: hij was van mening dat de enige strategische inzet van een dergelijk wapen tegen burgers kon zijn, met als resultaat miljoenen doden.

Maar hij liet zich ook leiden door praktische overwegingen; gezien het ontbreken in die tijd van een werkbaar ontwerp voor een dergelijk wapen, vond Oppenheimer dat er meer te bereiken was met de opbouw van een aanzienlijk arsenaal splitsingswapens. Truman schoof zijn bezwaren echter terzijde en kondigde in 1949 een haastplan aan nadat de Sovjet-Unie zijn eerste kernwapen getest had. Oppenheimer en een aantal van zijn collegae van de adviescommissie (met name James Conant) voelden zich gepasseerd en overwogen zich uit de adviescommissie terug te trekken. Uiteindelijk bleven ze aan, hoewel hun mening over de waterstofbom duidelijk was.

In 1951 kwamen Edward Teller en wiskundige Stanislaw Ulam echter met een werkbaar ontwerp voor een waterstofbom -- nu bekend als het Teller-Ulam ontwerp. Het nieuwe ontwerp scheen technisch haalbaar te zijn en Oppenheimer veranderde van mening aangaande ontwikkeling van het wapen. Later zei hij ervan:

Het programma dat we in 1949 hadden was een grotesk ding waarvan je zonder meer aan kon voeren dat het technisch onzinnig was. Het was daarom mogelijk om aan te voeren dat je zo'n ding niet wilde hebben, zelfs al zou je het kunnen bouwen. Het programma van 1951 daarentegen was technisch zo aantrekkelijk dat je daarop geen tegenwerpingen kon hebben. De problematiek verschoof puur naar de militaire, politieke en humane kant van de zaak, de vraag wat je met het ding zou doen als je het had.

De eerste, echte waterstofbom ("Ivy Mike" geheten) werd in 1952 beproefd met een rendement van 10,4 megaton -- ruim 650 keer de kracht van de wapens die Oppenheimer tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld had.

In zijn rol van politiek adviseur maakte Oppenheimer veel vijanden. De FBI van J. Edgar Hoover hield hem als sinds voor de oorlog in de gaten, toen hij als "radicaal" onderwijzer sympathie had getoond met de communisten. Ze waren dan ook bereid om Oppenheimers politieke vijanden te voorzien van materiaal om hem mee zwart te maken. Onder deze vijanden waren Lewis Strauss, een lid van de AEC die al langere tijd wrok koesterde tegen Oppenheimer zowel vanwege diens weerstand tegen de waterstofbom als vanwege het feit dat Oppenheimer hem een aantal jaren eerde voor het Congres voor paal had gezet. Strauss en senator Brien McMahon, auteur van de Atomic Energy Act van 1946, drongen er bij president Eisenhower op aan om Oppenheimers veiligheidsstatus in te trekken.

Directe aanleiding hiervoor was een controverse aangaande het al dan niet lid zijn van de Communistische Partij van een aantal van Oppenheimers studenten te Berkeley (met name David Bohm, Joseph Weinberg en Bernard Peters). Oppenheimers broer Frank moest zelfs opdraven voor de House Un-American Activities Committee, waar hij weliswaar toegaf in de jaren 1930 lid te zijn geweest van de Communistische Partij, maar weigerde om de namen van andere mensen te noemen. Frank werd vervolgens ontheven van zijn positie aan zijn universiteit en werd in plaats daarvan veehouder in Colorado.

Oppenheimers voormalig vriend en collega, de natuurkundige Edward Teller, getuigde tegen hem bij zijn hoorzitting in 1954.
Groter
Oppenheimers voormalig vriend en collega, de natuurkundige Edward Teller, getuigde tegen hem bij zijn hoorzitting in 1954.

In 1953 werd Oppenheimer ervan beticht een veiligheidsrisico te zijn en Eisenhower vroeg hem om op te stappen. Oppenheimer weigerde en verzocht een openbare enquête om zijn loyaliteit vast te stellen. Ondertussen werd zijn status opgeschort. Het publieke verhoor dat volgde, draaide volledig om Oppenheimers verleden, zijn communistische sympathieën en zijn omgang tijdens het Manhattanproject met wetenschappers die van disloyaliteit verdacht werden of die communisten waren. Een van de belangrijkste onderdelen van het verhoor was Oppenheimers vroegere getuigenis aangaande zijn vriend Haakon Chevalier, waarvan hij zelf had toegegeven dat hij die verzonnen had. Oppenheimer had Chevalier dit ook nooit verteld, terwijl die getuigenis er toch de reden van was dat Chevalier ontslagen was.

De belangrijkste getuige tegen Oppenheimer was Edward Teller, met wie hij onenigheid had gehad over de ontwikkeling van de waterstofbom. Tellers getuigenis kwam hem echter duur te staan -- voor de rest van zijn leven werd Teller door vrijwel de gehele wetenschappelijke gemeenschap met de nek aangekeken. Daarentegen namen vele topwetenschappers, militairen en hoge ambtenaren het voor Oppenheimer op. Maar de tegenspraken in Oppenheimers eigen getuigenis en zijn onvoorspelbare gedrag in de getuigenbank overtuigden sommigen ervan dat hij onbetrouwbaar was en wellicht een veiligheidsrisico. Zijn status werd ingetrokken.

Tijdens zijn verhoor legde Oppenheimer vrijwillig verklaringen af over het linkse gedrag van veel van zijn wetenschappelijke collegae. Historicus Richard Polenberg heeft wel gespeculeerd dat als Oppenheimers veiligheidsstatus niet ingetrokken was (die status zou trouwens een paar dagen later toch gewoon verlopen zijn), dat hij de geschiedenis in zou zijn gegaan als iemand die "namen had genoemd" om zijn eigen hachje te redden. Maar het draaide erop uit dat Oppenheimer door het grootste gedeelte van de wetenschappelijke gemeenschap gezien werd als martelaar en slachtoffer van het McCarthyisme, een eclectisch liberaal die onterecht aangevallen werd door oorlogszuchtige vijanden, symbool van het verschuiven van wetenschappelijke creativiteit van het domein van de academische leerstoel naar het militaire bolwerk.

Ontdaan van zijn politieke invloed hervatte Oppenheimer zijn natuurkundige werk en gaf hij lezingen en schreef hij boeken. Hij reisde door Europa en Japan en gaf daar lezingen over de geschiedenis van de wetenschap, de rol van de wetenschap in de maatschappij en de aard van het universum. In 1963 ontving hij van president John F. Kennedy de Enrico Fermi Award als teken van politieke rehabilitatie -- dit op aandringen van veel van Oppenheimers politieke vrienden, die intussen tot invloedrijke posities opgeklommen waren. Oppenheimer kreeg de prijs ongeveer een week na de moord op Kennedy uitgereikt door diens opvolger, Lyndon B. Johnson, die de prijs uitreikte "voor bijdragen aan de theoretische fysica als leraar en bedenker van ideeën en voor leiderschap van het Los Alamos laboratorium en het kernenergieprogramma gedurende kritieke jaren". Oppenheimer zei tegen Johnson: "Ik denk dat het net mogelijk is, mijnheer de president, dat het U enige moed en enig mededogen gekost heeft om vandaag deze prijs uit te reiken. Dat schijnt een goed voorteken voor ons aller toekomst". De prijs had verder alleen een symbolische betekenis -- nog altijd zonder veiligheidsstatus kon Oppenheimer geen invloed uitoefenen op het beleid.

In zijn laatste jaren bleef Oppenheimer werken voor het Institute for Advanced Study en zette hij zich in om intellectuelen uit alle vakgebieden samen te brengen om, op de top van hun kunnen, de meest pertinente vraagstukken van hun tijd op te lossen. Zijn redevoeringen in de Verenigde Staten, Europa en Canada werden in een aantal boeken uitgegeven. Oppenheimer behield echter altijd het gevoel dat hij gefaald had in zijn streven om het eigenlijke beleid van zijn land serieus te beïnvloeden.

Robert Oppenheimer stierf in 1967 aan keelkanker. Zijn begrafenis werd bijgewoond door veel van zijn wetenschappelijke, politieke en militaire kennissen. Zijn as werd uitgestrooid over de Maagdeneilanden, waar zijn familie vaak de zomer doorbracht.

[bewerk] Nalatenschap

Het leven van Robert Oppenheimer is sterk beïnvloed door een aantal culturele en historische ontwikkelingen binnen de wetenschap tussen de jaren 1920 en de jaren 1950.

Als wetenschapper wordt Oppenheimer door zijn studenten en collegae vaak herinnerd als briljant en meeslepend leraar, de oprichter van het vakgebied der experimentele natuurkunde. Velen hebben zich afgevraagd waarom Oppenheimer nooit de Nobelprijs voor de Natuurkunde gewonnen heeft. Geleerden geven hierop als antwoord dat het brandpunt van zijn wetenschappelijke aandacht vaak snel versprong en hij daarom nooit lang genoeg aan een onderwerp werkte om genoeg te bereiken om een nobelprijs te verdienen. Het gebrek aan een Prijs zou niet raar zijn -- de enorme meerderheid van de wetenschappers wint er nooit een -- ware het niet dat zoveel van zijn medewerkers (Fermi, Bethe, Lawrence, Dirac, Feynman, etc.) er wel een hebben gekregen. Sommige wetenschappers en historici speculeren dan ook dat zijn onderzoek naar zwarte gaten hem een Nobelprijs opgeleverd zou hebben, als hij lang genoeg geleefd had om mee te maken dat latere astrofysici dat onderzoek uitgewerkt hadden (de Nobelprijs wordt niet postuum toegekend).

Als adviseur vormt Oppenheimer de scheidslijn tussen periodes van verhoudingen tussen wetenschap en krijgsmacht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakten wetenschappers in ongekende mate betrokken bij militair onderzoek (dergelijk onderzoek kwam wel voor gedurende de Eerste Wereldoorlog, maar was veel kleinschaliger). Vanwege de dreiging van het fascisme jegens de westerse beschaving, werkten wetenschappers vrijwillig mee aan de technologische en organisatorische ontwikkeling van de Geallieerde inzet, met als resultaat zulke wetenschappelijke krachttoeren als de radar, de ontsteking met nabijheidsdetectie, het operationeel onderzoek en de logistiek.

Als gecultiveerd, intellectueel, theoretisch natuurkundige die gedisciplineerd, militair organisator werd, vertegenwoordigde Oppenheimer een verschuiving van de optiek dat wetenschappers allemaal onpraktische dromers waren en dat kennis van zulke, voormalig esoterische zaken als de samenstelling van de atoomkern geen praktische toepassing hadden. Hij representeerde voor velen ook de nieuwe verschijningsvorm van technocratie, die het ontstaan in zou luiden van wat later "Big Science" zou heten. Toen Oppenheimer in 1954 verstoten werd uit de politiek en zijn invloed verloor, symboliseerde hij voor velen de dwaasheid van de wetenschapper die denkt dat hij kan sturen hoe mensen zijn vinding gebruiken. Oppenheimers opvolger bij Los Alamos was Norris Bradbury, een gewezen militair die weinig tot niets gemeen had met de Sanskriet-lezende geleerde die hem voorging. Oppenheimer was eerder gezien als symbool voor de dilemma's aangaande de morele verantwoordelijkheden van de wetenschapper in de nucleaire wereld.

Veel populistische afbeeldingen van Oppenheimer, met name die van Duits toneelschrijver Heinar Kipphardt in diens toneelstuk uit 1968 over de hoorzitting, tonen Oppenheimers veiligheidsmoelijkheden als een confrontatie tussen rechtse militaristen (uitgebeeld door Edward Teller) en linkse intellectuelen (voorgesteld door Oppenheimer) aangaande de morele vraagstukken rond massavernietigingswapens. Veel historici verwerpen deze vergelijking als te simplistisch: de hoorzitting was weliswaar zeer politiek beladen, maar er zaten net zo goed persoonlijke motieven achter als politieke; en Oppenheimers eigen opstelling met betrekking tot kernwapens was te wisselend om hem als pacifist aan te kunnen merken. Hoewel populaire, moraliserende stukken Oppenheimer afbeelden als tegenstander van kernwapens uit morele overwegingen, toont een wat stevigere blik dat zijn tegenstand voornamelijk voortkwam uit technische overwegingen. Toen deze opgelost waren, werd hij voorstander van ontwikkeling van de atoombom met als argument dat de Sovjet-Unie er zeker een zou bouwen.

Een ander voorbeeld hiervan is dat, ondanks zijn krokodilletranen na afloop en zijn uitroep dat fysici "tot zonde waren gekomen", Oppenheimer voor Hiroshima en Nagasaki luidkeels voorstander was van het gebruik de atoombom in bewoond gebied. En in plaats van zich consequent in de strijd te werpen tegen de "Roodlapperij" van de jaren 1940 en '50 had hij getuigd tegen vele van zijn voormalig collegae en studenen, zowel voor als tijdens zijn eigen hoorzitting. In een geval werd Oppenheimers moordende getuigenis tegen voormalig student Bernard Peters zelfs selectief aan de pers gelekt. Historici hebben dit uitgelegd als pogingen van Oppenheimer om in het gevlei te komen bij zijn collegae bij de overheid (en mogelijk ook om de aandacht van zijn eigen verleden af te leiden). Uiteindelijk leidde dit incident mede tot zijn val: bij het verhoor werd duidelijk dat als Oppenheimer werkelijk gedacht had dat Peters communistisch en gevaarlijk was, dat zijn voordracht door Oppenheimer voor het Manhattanproject roekeloos was -- of op zijn minst een tegenstelling met de feiten.

Het verlies van zijn veiligheidsstatus heeft Oppenheimer waarschijnlijk evenzeer te danken aan de tegenspraken in zijn eigen getuigenis en zijn leugens tegenover de inlichtingendiensten als aan zijn banden en sympathieën met linkse standpunten in de nadagen van De Grote Depressie en tijdens de opkomst van het fascisme. Desondanks is het beeld van Oppenheimer als martelaar onuitwisbaar gebleken en spreken over Oppenheimer is altijd synoniem gebleven met spreken over de limieten van wetenschap en politiek -- ondanks het feit dat de achterliggende geschiedenis niet zo zwart-wit is. De afbeelding van Oppenheimer als een hedendaagse Faust in de moderne opera "Doctor Atomic" is een overdreven uitdrukking van dit beeld.

[bewerk] Noot bij Oppenheimers initiaal

Er heerst enige verwarring rond de betekenis van de "J" in "J. Robert Oppenheimer". Sommigen geloven dat de J voor "Julius" staat, naar zijn vader. Robert zelf zei eens dat de J nergens voor stond. De FBI wist het ook niet goed en hield het op "Julius" of anders (om onduidelijke redenen) op "Jerome".

Het gebruik van de "J" was ook niet consistent. Bij de volkstelling van 1910 stond Robert te boek als "J. Robert Oppenheimer". In 1920 was het "Robert J. Oppenheimer". In 1930 en verder was het weer "J. Robert Oppenheimer".

[bewerk] Bronnen

Bron(nen):
  • Online
  • Naslagwerken
    • David C. Cassidy, J. Robert Oppenheimer and the American Century (New York: Pi Press, 2005). ISBN 0131479962
    • Gregg Herken, Brotherhood of the Bomb: The Tangled Lives and Loyalties of Robert Oppenheimer, Ernest Lawrence, and Edward Teller (New York: Henry Holt and Co., 2002). ISBN 0805065881
    • Richard Polenberg, ed., In the Matter of J. Robert Oppenheimer: The Security Clearance Hearing (Ithaca: Cornell University Press, 2002). ISBN 0801437830
    • S.S. Schweber, In the Shadow of the Bomb: Oppenheimer, Bethe, and the Moral Responsibility of the Scientist, (Princeton: Princeton University Press, 2000). ISBN 0691049890
    • Alice Kimball Smith and Charles Weiner, Robert Oppenheimer: Letters and Recollections, (Cambridge, MA: Harvard University Press, 1980).
    • U.S. Atomic Energy Commission, In the Matter of J. Robert Oppenheimer (Washington, D.C.: 1954).
    • Herbert York, The Advisors: Oppenheimer, Teller, and the Superbomb (Stanford: Stanford University Press, 1976).
    • Jack Rummel, "Robert Oppenheimer" (Universites Press, 1992)

[bewerk] Werken van Oppenheimer

  • Science and the Common Understanding (New York: Simon and Schuster, 1954).
  • The Open Mind (New York: Simon and Schuster, 1955).
  • The flying trapeze: Three crises for physicists (London: Oxford University Press, 1964).
  • Uncommon sense (Cambridge, MA: Birkhäuser Boston, 1984). (postuum)
  • Atom and void: Essays on science and community (Princeton, NJ: Princeton University Press, 1989). (postuum)
Wikimedia Commons Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina J. Robert Oppenheimer op Wikimedia Commons.
Wikipedia:Etalage
 
Static Wikipedia 2008 (no images)

aa - ab - af - ak - als - am - an - ang - ar - arc - as - ast - av - ay - az - ba - bar - bat_smg - bcl - be - be_x_old - bg - bh - bi - bm - bn - bo - bpy - br - bs - bug - bxr - ca - cbk_zam - cdo - ce - ceb - ch - cho - chr - chy - co - cr - crh - cs - csb - cu - cv - cy - da - de - diq - dsb - dv - dz - ee - el - eml - en - eo - es - et - eu - ext - fa - ff - fi - fiu_vro - fj - fo - fr - frp - fur - fy - ga - gan - gd - gl - glk - gn - got - gu - gv - ha - hak - haw - he - hi - hif - ho - hr - hsb - ht - hu - hy - hz - ia - id - ie - ig - ii - ik - ilo - io - is - it - iu - ja - jbo - jv - ka - kaa - kab - kg - ki - kj - kk - kl - km - kn - ko - kr - ks - ksh - ku - kv - kw - ky - la - lad - lb - lbe - lg - li - lij - lmo - ln - lo - lt - lv - map_bms - mdf - mg - mh - mi - mk - ml - mn - mo - mr - mt - mus - my - myv - mzn - na - nah - nap - nds - nds_nl - ne - new - ng - nl - nn - no - nov - nrm - nv - ny - oc - om - or - os - pa - pag - pam - pap - pdc - pi - pih - pl - pms - ps - pt - qu - quality - rm - rmy - rn - ro - roa_rup - roa_tara - ru - rw - sa - sah - sc - scn - sco - sd - se - sg - sh - si - simple - sk - sl - sm - sn - so - sr - srn - ss - st - stq - su - sv - sw - szl - ta - te - tet - tg - th - ti - tk - tl - tlh - tn - to - tpi - tr - ts - tt - tum - tw - ty - udm - ug - uk - ur - uz - ve - vec - vi - vls - vo - wa - war - wo - wuu - xal - xh - yi - yo - za - zea - zh - zh_classical - zh_min_nan - zh_yue - zu -

Static Wikipedia 2007 (no images)

aa - ab - af - ak - als - am - an - ang - ar - arc - as - ast - av - ay - az - ba - bar - bat_smg - bcl - be - be_x_old - bg - bh - bi - bm - bn - bo - bpy - br - bs - bug - bxr - ca - cbk_zam - cdo - ce - ceb - ch - cho - chr - chy - co - cr - crh - cs - csb - cu - cv - cy - da - de - diq - dsb - dv - dz - ee - el - eml - en - eo - es - et - eu - ext - fa - ff - fi - fiu_vro - fj - fo - fr - frp - fur - fy - ga - gan - gd - gl - glk - gn - got - gu - gv - ha - hak - haw - he - hi - hif - ho - hr - hsb - ht - hu - hy - hz - ia - id - ie - ig - ii - ik - ilo - io - is - it - iu - ja - jbo - jv - ka - kaa - kab - kg - ki - kj - kk - kl - km - kn - ko - kr - ks - ksh - ku - kv - kw - ky - la - lad - lb - lbe - lg - li - lij - lmo - ln - lo - lt - lv - map_bms - mdf - mg - mh - mi - mk - ml - mn - mo - mr - mt - mus - my - myv - mzn - na - nah - nap - nds - nds_nl - ne - new - ng - nl - nn - no - nov - nrm - nv - ny - oc - om - or - os - pa - pag - pam - pap - pdc - pi - pih - pl - pms - ps - pt - qu - quality - rm - rmy - rn - ro - roa_rup - roa_tara - ru - rw - sa - sah - sc - scn - sco - sd - se - sg - sh - si - simple - sk - sl - sm - sn - so - sr - srn - ss - st - stq - su - sv - sw - szl - ta - te - tet - tg - th - ti - tk - tl - tlh - tn - to - tpi - tr - ts - tt - tum - tw - ty - udm - ug - uk - ur - uz - ve - vec - vi - vls - vo - wa - war - wo - wuu - xal - xh - yi - yo - za - zea - zh - zh_classical - zh_min_nan - zh_yue - zu -

Static Wikipedia 2006 (no images)

aa - ab - af - ak - als - am - an - ang - ar - arc - as - ast - av - ay - az - ba - bar - bat_smg - bcl - be - be_x_old - bg - bh - bi - bm - bn - bo - bpy - br - bs - bug - bxr - ca - cbk_zam - cdo - ce - ceb - ch - cho - chr - chy - co - cr - crh - cs - csb - cu - cv - cy - da - de - diq - dsb - dv - dz - ee - el - eml - eo - es - et - eu - ext - fa - ff - fi - fiu_vro - fj - fo - fr - frp - fur - fy - ga - gan - gd - gl - glk - gn - got - gu - gv - ha - hak - haw - he - hi - hif - ho - hr - hsb - ht - hu - hy - hz - ia - id - ie - ig - ii - ik - ilo - io - is - it - iu - ja - jbo - jv - ka - kaa - kab - kg - ki - kj - kk - kl - km - kn - ko - kr - ks - ksh - ku - kv - kw - ky - la - lad - lb - lbe - lg - li - lij - lmo - ln - lo - lt - lv - map_bms - mdf - mg - mh - mi - mk - ml - mn - mo - mr - mt - mus - my - myv - mzn - na - nah - nap - nds - nds_nl - ne - new - ng - nl - nn - no - nov - nrm - nv - ny - oc - om - or - os - pa - pag - pam - pap - pdc - pi - pih - pl - pms - ps - pt - qu - quality - rm - rmy - rn - ro - roa_rup - roa_tara - ru - rw - sa - sah - sc - scn - sco - sd - se - sg - sh - si - simple - sk - sl - sm - sn - so - sr - srn - ss - st - stq - su - sv - sw - szl - ta - te - tet - tg - th - ti - tk - tl - tlh - tn - to - tpi - tr - ts - tt - tum - tw - ty - udm - ug - uk - ur - uz - ve - vec - vi - vls - vo - wa - war - wo - wuu - xal - xh - yi - yo - za - zea - zh - zh_classical - zh_min_nan - zh_yue - zu -

Sub-domains

CDRoms - Magnatune - Librivox - Liber Liber - Encyclopaedia Britannica - Project Gutenberg - Wikipedia 2008 - Wikipedia 2007 - Wikipedia 2006 -

Other Domains

https://www.classicistranieri.it - https://www.ebooksgratis.com - https://www.gutenbergaustralia.com - https://www.englishwikipedia.com - https://www.wikipediazim.com - https://www.wikisourcezim.com - https://www.projectgutenberg.net - https://www.projectgutenberg.es - https://www.radioascolto.com - https://www.debitoformtivo.it - https://www.wikipediaforschools.org - https://www.projectgutenbergzim.com