Jozef Stalin
Jozef Stalin (Stalin = Man van Staal) (Russisch: Иосиф Виссарионович Сталин, Iosif Vissarionovitsj Stalin), oorspronkelijke naam Iosif Dzjoegasjvili (Georgisch: იოსებ ჯუღაშვილი) (Gori (Georgië), 18 december (oude notatie 6 december) 1878[1] – Koentsevo (bij Moskou), 5 maart 1953) was de tweede leider van de Sovjet-Unie, van 1928 tot aan zijn dood. Zijn dictatoriale, bijzonder wrede regime bracht de Sovjet-Unie tot grote economische groei, wat echter ten koste ging van vele miljoenen mensenlevens.
Jozef Stalin werd geboren in Gori in Georgië, als zoon van een schoenmakersknecht. Zijn moeder was een dochter van een lijfeigene.
Inhoud |
[bewerk] Jeugd
Jozef Stalin werd geboren in een zeer armoedig milieu. Hij overleefde als enige van de vier kinderen de armoede. Zijn vader sloeg hem en zijn moeder regelmatig, als hij thuis was, wat niet vaak voorkwam. Meerdere malen schijnt hij bijna door zijn vader het graf te zijn ingeslagen. Zijn vader vertrok in 1888 naar Tbilisi, waardoor er rust in het gezin kwam. Stalin ging uiteindelijk naar Russisch-orthodoxe seminarie in Tbilisi, omdat die scholen in die tijd beter waren. In 1899 werd hij echter van de opleiding verwijderd; zowel afwezigheid bij examens als zijn revolutionaire ideeën worden als reden hiervoor genoemd.
[bewerk] Van seminarist tot bolsjewist
Na 5 jaar priesterstudie brachten zijn revolutionaire denkbeelden hem in contact met de bolsjewieken. Aanvankelijk nam hij de schuilnaam Koba aan, wat "de onbedwingbare" betekende in het plaatselijke dialect. Later, toen hij op nationaal niveau opereerde, zou hij zich de man van staal (Stalin) laten noemen, omdat hij dacht dat een Georgische naam op nationaal niveau geen impact zou hebben.
Hij zat enige malen gevangen en werd ook verbannen, maar in 1903 wist hij te ontsnappen uit zijn verbanningsoord in Siberië. In 1904 sloot hij zich aan bij Lenin's bolsjewistische vleugel binnen de Russische Sociaal Democratische Arbeiderspartij (RSDAP). Als gedelegeerde van de partij woonde hij conferenties te Tampere (1905) en Stockholm (1906) bij. Stalin ontwikkelde zich tot kenner van de niet-Russische volkeren, en werd als zodanig door Lenin gerespecteerd. Zijn kennis van het marxisme was niettemin gering. In 1912 vestigde hij zich korte tijd in Wenen en schreef samen met Nikolaj Boecharin een boekje over het nationaliteitenvraagstuk in Rusland. In dat jaar werd hij in het Centraal Comité gekozen. Terug in Rusland werd hij gearresteerd en naar Siberië verbannen, waar hij tot de Februarirevolutie (1917) bleef.
Na de Februarirevolutie vestigde hij zich in St. Petersburg en volgde hij nauwgezet de revolutionaire koers van Lenin. Sommigen vermoedden dat Stalin wellicht de kat uit de boom aan het kijken was, zodat hij zich bij de overwinnaars kon aansluiten. Na de Oktoberrevolutie, die de bolsjewisten aan de macht bracht, werd Stalin benoemd tot volkscommissaris (minister) van Nationaliteiten. Gedurende de Russische Burgeroorlog (1918-1921) vervulde hij zijn dienstplicht en trad hij op als militair organisator en politiek commissaris in het Rode Leger. Hij wist als commandant de stad Tsaritsyn te verdedigen. Hij kwam echter spoedig in conflict met de volkscommissaris van Oorlog, Leon Trotski. De opperbevelhebber van het Rode Leger, Michail Toechatsjevski had regelmatig kritiek op Stalin. Lenin bemiddelde echter en haalde Stalin terug naar Moskou. Dit deed hij echter wel op eervolle wijze, zodat Stalin geen gezichtsverlies leed.
[bewerk] Secretaris-generaal
In maart 1919 werd Stalin als één van de vijf leden in het zojuist opgerichte politburo van de Russische Communistische Partij gekozen. Toen Lenin besloot zich meer toe te leggen op het landsbestuur, verkreeg Stalin in april 1922 het ambt van secretaris-generaal van de partij. Niemand wist toen, dat dit ambt zou uitgroeien tot het belangrijkste en machtigste ambt in de Sovjet-Unie. Stalin wist geleidelijk aan zijn macht te consolideren. Als secretaris-generaal had hij de bevoegdheid mensen binnen de Partij posities te geven of te ontnemen.
[bewerk] Opkomst van zijn macht
Na de dood van Lenin in 1924 wist Stalin na een machtsstrijd (met als belangrijkste tegenstrever Leon Trotski) zich van de macht in partij en staat van de prille Sovjet-Unie meester te maken (1928) en hield die vijfentwintig jaar in handen. Stalin behoorde aanvankelijk tot de rechtervleugel van de partij en in een bondgenootschap wist hij de linkervleugel buitenspel te zetten. In 1929 dankte hij zijn - tot dan toe - bondgenoten van de rechtervleugel, Aleksej Rykov, Michail Tomski en de theoreticus Nikolaj Boecharin af. Stalin sprak zich nu openlijk uit voor collectivisering en planeconomie. De collectivisering werd een enorme ramp, daar de meerderheid der boeren haar vee liet slachten, zodat het geen staatseigendom kon worden. Door de collectivisering kwamen kolchozen (collectieve boerengemeenschappen) en sovchozen (staatsboerderijen) tot stand. Rijkere boeren, die vaak hoog in aanzien stonden in traditionele gemeenschappen, de koelakken, werden opgepakt en verdwenen in de goelags of in gevangenissen. Hun bemiddelende rol in hun (niet-Russische) gemeenschappen werd ingevuld door Russische partijleden: "russificatie".
[bewerk] De Grote Zuivering
De moord op Sergej Kirov (1934) luidde het begin van 'De Grote Zuivering' in. De Grote Zuivering was een meedogenloze heksenjacht: voormalige oppositieleiders binnen de partij, staatshoofden, premiers en partijleiders van de deelrepublieken, intellectuelen, kunstenaars, trotskisten (aanhangers van Trotski), zinovjevisten (aanhanger van Zinovjev), rechtsen, maar ook gewone burgers werden het slachtoffer van Stalins 'zuiveringen'. Bijna de halve legerleiding, waaronder de geniale maarschalk Michail Toechatsjevski werden terechtgesteld. De goelags zaten overvol.
Reeds sinds 1929 werden de kerken, de islam en andere godsdiensten meedogenloos vervolgd. Stalin, een voormalig seminarist, had zich in zijn privé-uitspraken echter nooit kleinerend uitgelaten over de kerk. Maar omdat hij zich alleenheerser achtte, duldde hij geen God naast zich. Het marxisme-leninisme gaf hem de theoretische basis om de godsdienst in het algemeen te vervolgen. Daarvoor in de plaats kwam een persoonsverheerlijking met religieuze trekken. Op schilderijen werd Stalin afgebeeld als een Christus. Op één der schilderijen bevindt de Leider (of 'Grote Baas') zich tussen 11 aanhangers rond een tafel: een duidelijke verwijzing naar het Laatste Avondmaal.
In de tussentijd kwam het stalinisme van de grond. Het stalinisme was een mengeling van orthodox marxisme-leninisme, burgerlijke moraliteit, heldenverering en verering van de Leider (Stalin). Belangrijk onderdeel van het stalinisme was ook het sociaal realisme. Deze kunstvorm maakte een einde aan de kunstzinnige experimenten die zo populair waren in het Rusland van kort vóór en kort ná de revolutie. Men moest begrijpelijke, realistische kunst maken.
In 1936 kreeg de USSR een nieuwe grondwet. In deze grondwet - neemt men haar letterlijk, dan is zij de meest democratische ter wereld - volgde een opsomming van de traditionele burgerlijke vrijheden, zoals vrijheid van meningsuiting, vereniging en godsdienst. Dit behoorde tot de ironie van het stalinisme: alles mag, niets mag. De verkiezingen van dat jaar brachten een overwinning met zich mee voor de stalinistische kandidaten. Hoewel partijvorming volgens de grondwet was toegestaan, deed alleen de CPSU (Communistische Partij van de Sovjet-Unie) aan de verkiezingen mee.
[bewerk] Tweede Wereldoorlog
Rond 1938 hielden de zuiveringen plots op: zo plotseling als ze waren begonnen, werden ze beëindigd. Stalins koers veranderde langzaam maar zeker. In 1939 verving hij minister van Buitenlandse Zaken Maksim Litvinov door Vjatsjeslav Molotov, die tevens sinds 1930 premier van USSR was. Litvinov, een gematigd man, probeerde als minister toenadering te zoeken tot het Westen om een blok te vormen tegen het fascisme in Duitsland (Hitler) en Italië (Mussolini). Toen dit mislukte zorgde Stalin voor een verrassende wending. Op verzoek van Duitsland kwam het Molotov-Ribbentrop pact tot stand. In de winter van 1939 viel het Rode Leger Finland binnen. Hoewel de Finnen zich hevig verzetten, moesten zij in de lente van 1940 de wapens neerleggen en vrede sluiten. Grote stukken van Oost-Finland (Karelië) vielen in handen van de Russen. In de loop van 1940 volgden de Baltische Staten. Na de Duitse inval in Polen in september 1939, viel overeenkomstig de geheime afspraken van het Molotov-Ribbentrop-pact de Sovjet-Unie op haar beurt Oost-Polen binnen. De buit werd 'eerlijk' verdeeld: de Duitsers kregen West-Polen, de USSR Oost-Polen (oktober 1939) wat overeenkwam met het Poolse deel dat vóór de Eerste Wereldoorlog ruim een eeuw tot het toenmalige Rusland had behoord. Stalin geeft vervolgens in 1940 opdracht om vele duizenden Poolse krijgsgevangen en intellectuelen te vermoorden, o.a. in Katyn.
De troepensamentrekkingen van de Duitsers bij de Russische grens, en verontrustende berichten van Russische diplomaten over een ophanden zijnde aanval, maakten Stalin weliswaar bezorgd, maar hij vreesde het slachtoffer te worden van een Brits complot en bleef tegen beter weten in hopen dat een oorlog zou uitblijven. Op 22 juni 1941 viel Duitsland de Sovjet-Unie binnen (Operatie Barbarossa). Aanvankelijk boekten de Duitsers grote successen, maar Stalin en de legerleiding kozen voor de aloude Russische tactiek: terugtrekken naar het Oosten en wachten tot de winter invalt. Deze tactiek slaagde wederom. Na de Slag om Stalingrad (februari 1943) begonnen de Duitsers aan hun terugtocht en de Russen aan hun opmars. In de loop van 1944 werden de Oostbloklanden door het Rode Leger bezet. In maart 1945 volgde de omsingeling van Berlijn en op 2 mei 1945 de val van die stad. Na de Duitse capitulatie (9 mei 1945) werd Stalin, de 'Generalissimus', bewierookt als de Grote Leider die de 'Grote Vaderlandse Oorlog' had gewonnen. Tijdens deze Grote Vaderlandse Oorlog zond Stalin vele Russische soldaten de dood in. Gemiddeld was er maar één geweer voor 5 Russische soldaten die zo ten strijde mochten trekken.
[bewerk] Sovjetpatriottisme
In de oorlog onderging de Sovjet-Unie een nieuwe fase: sovjetpatriottisme. Het sovjetpatriottisme was het Groot-Russisch nationalisme in een nieuw jasje. Naast communistische legerleiders, werden ook grote legerleiders uit de Russische geschiedenis vereerd en werden er films vertoond over de successen van het communisme in de USSR. Sinds 1941 begon Stalin de kerk te tolereren en begon hij haar zelfs voor propagandadoeleinden te gebruiken. Naar de kerk gaan of godsdienstig zijn betekende nu geen onvaderlandslievendheid meer, maar kon prima worden gecombineerd met patriottisme. Zowel de Russisch-orthodoxe Kerk, als de islam en het boeddhisme kregen bevoorrechte statussen binnen de USSR. Raden voor Kerkelijke Aangelegenheden en Spirituele Directoraten werden opgericht, niet alleen om haar te controleren, maar ook om haar een rechtspositie te verschaffen.
Na de oorlog begon de vervolging van intellectuelen en joden (beide onder de noemer kosmopolieten geplaatst). In het Oostblok, Centraal-Europa, en Oost-Duitsland werden stalinistische regimes geïnstalleerd. Leek het stalinisme in de jaren dertig een puur Russische aangelegenheid, na de oorlog werd het naar de satellietstaten geëxporteerd.
[bewerk] De laatste jaren
Kort na de oorlog werden de teugels in eigen land weer strak aangetrokken. De terreur keerde terug en de Russische krijgsgevangenen die uit de Duitse kampen waren bevrijd werden veroordeeld tot dwangarbeid in Siberië wegens "lafheid". Duitse en Japanse krijgsgevangenen werden overigens ook naar Siberië gestuurd, of moesten de schade van de oorlog helpen herstellen in grote projecten. De strafkampen liepen weer vol. Een van de redenen kan zijn dat Stalin zijn verwoeste land weer snel op wilde bouwen, een andere is wellicht de angst dat oorlogshelden als Georgi Zjoekov populairder zouden worden dan Stalin. Ondertussen gaf Stalin Beria opdracht tot het uitbreiden van het Russische atoomprogramma, wat in 1949 leidde tot de test met de eerste Russische atoombom.
In 1948 was in Tsjechoslowakije als laatste een communistische regering aan de macht gekomen. De geallieerden sloeg de schrik om het hart. Stalin wilde echter niets meer dan een "cordon sanitaire", en was eerder bang dat de geallieerden zouden aanvallen nu de Sovjet-Unie verzwakt was door de oorlog. Niet voor niets weigerde hij in Griekenland te interveniëren tijdens de Griekse Burgeroorlog. Stalin tastte hoe ver hij kon gaan, maar trok zich terug wanneer hij op serieuze oppositie van de Verenigde Staten stuitte. In het oosten bezette hij Turkestan en Mantsjoerije dat hij op Japan had veroverd tijdens Operatie Augustusstorm, tot groot ongenoegen van Mao. Na besprekingen met de Chinese leider trok Stalin zijn troepen terug uit de gebieden en gaf deze terug aan China.
Vlak voor zijn overlijden trachtte Stalin de oude garde stalinisten, zoals Vjatsjeslav Molotov, Kliment Vorosjilov en Lavrenti Beria uit de weg te ruimen, doch zijn overlijden op 5 maart 1953 voorkwam dat. Wel wist de Grote Baas voor zijn overlijden het politbureau uit te breiden tot een presidium waarin 25 leden zitting hadden. Wat hier precies de bedoeling van was staat niet vast; mogelijk wilde Stalin dat het land na zijn overlijden collectief bestuurd werd door het presidium i.s.m. de staatsorganen. Hij maakte de Sovjet-Unie tot een geduchte mogendheid.
[bewerk] Overlijden
Op 5 maart 1953 overleed Stalin. Het is nooit duidelijk geworden onder welke omstandigheden hij is gestorven. Officieel heette het door een hersenbloeding.
Een aantal theorieën wijst er op dat Lavrenti Beria Stalin zou hebben vergiftigd. Beria zou in de gaten hebben gekregen dat Stalin hem uit de weg wilde ruimen omdat hij te machtig zou zijn geworden. Dubieus is het in elk geval dat Beria er waarschijnlijk voor zorgde dat er 24 uur lang geen arts bij Stalin mocht komen, toen hij stervend in zijn bed lag. Men verhaalt dat Stalin op weerzinwekkende wijze stervende was. Hij schreeuwde om een dokter en sloeg met zijn armen om zich heen, terwijl een deel van de partij-elite rustig rond zijn bed stond toe te kijken en vervolgens niets deed.
Een ander verhaal vertelt dat Stalin op een ochtend niet uit zijn kamer kwam. Het duurde uren voordat iemand de moed had ongevraagd naar binnen te gaan.
Stalin werd met grote pracht en praal bijgezet in het mausoleum van het Kremlin naast het lichaam van Lenin, de grondlegger van het Russische communisme.
Tijdens het 20e partijcongres drie jaar later hekelde partijleider Nikita Chroesjtsjov zijn persoon en optreden in het openbaar. Dit leidde de periode van destalinisatie in. Zijn stoffelijke resten werden in 1961 gecremeerd en de urn met zijn as op een bescheiden plaatsje aan de muur van het Kremlin werd bijgezet waar nog meer beroemdheden lagen.
[bewerk] Stalin en de Partij
Stalin wist als secretaris-generaal van de communistische partij in 1919 langzaam maar zeker de macht van de partij (en hemzelf) te vergroten. Na de dood van Lenin in 1924 was Stalin nog geen alleenheerser. Dit zou hij ook niet worden. Stalin verkreeg nooit de macht, die Hitler en Mussolini bezaten. Van een persoonlijke dictatuur was geen sprake. Stalin pakte het anders aan: hij vulde partij en staatsorganen op met ja-knikkers die hem bijzonder loyaal waren. Op die manier wist hij alles voor elkaar te krijgen wat hij wilde. Zo werd Stalin toch een dictator.
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Noten
- ^ Hoewel diverse bronnen inconsistent zijn met betrekking tot de precieze geboortedatum van Stalin, staat Iosif Dzjoegasjvili in de registers van de Oespenski-kerk in Gori, Georgië vermeld als geboren op 18 december (oude notatie: 6 december) 1878. Deze geboortedatum is eveneens terug te vinden in zijn schoolverlaterscertificaat, zijn uitgebreide dossier van de Russische politie (uit de tsaristische tijd) en diverse andere pre-revolutionaire documenten. Stalin gaf ook zelf de datum van 18 december 1878 aan op een curriculum vitae in 1920, in zijn eigen handschrift. Nadat hij aan de macht was gekomen vond echter een klassiek stukje geschiedvervalsing plaats en werd zijn geboortedatum veranderd in 21 december 1879 (oude notatie: 9 december). Op die dag is zijn geboortedag in de voormalige Sovjet-Unie dan ook als feestdag gevierd. De Russische schrijver en historicus Edward Radzinski stelt in zijn boek Stalin dat deze zijn geboortejaar veranderde naar 1879 om van zijn vijftigste verjaardag in 1929 een nationale feestdag te kunnen maken. Dat kon nog niet in 1928 omdat hij nog niet sterk genoeg in het zadel gezeten zou hebben. Zie ook: [2]
Leiders van de Sovjet-Unie en de Russische Federatie |
Sovjet-Unie: Lenin - Trotski - Stalin - Chroesjtsjov - Brezjnev - Andropov - Tsjernenko - Gorbatsjov |
Wikiquote heeft een collectie citaten gerelateerd aan Jozef Stalin. |
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Iósif Vissariónovich Stálin op Wikimedia Commons. |