Geschiedenisonderwijs
In het Nederlandse basis- en voortgezet onderwijs wordt het geschiedenisonderwijs tegenwoordig cyclisch gedoceerd, zodat alle onderwerpen vaker aan bod komen en telkens meer verdiept worden. Bij geschiedenisonderwijs op de basisschool staat het verhaal van de geschiedenis staat centraal. Belangrijke gebeurtenissen en personen worden daarbij in een breder kader geplaatst. In het voortgezet onderwijs is het geschiedenis-onderwijs vooral toegespitst op het aanleren van historische vaardigheden en wordt de kennis verder uitgediept. De balans ligt in het VMBO Theoretische leerweg meer bij de kennis en op het VWO ligt de balans meer bij het aanleren van de vaardigheden.
Als leidraad in zowel het basisonderwijs als voortgezet onderwijs wordt een indeling in tien tijdvakken gehanteerd:
- Tijd van jagers en boeren (prehistorie)
- Tijd van Grieken en Romeinen (oudheid)
- Tijd van monniken en ridders (vroege middeleeuwen)
- Tijd van steden en staten (hoge en late middeleeuwen)
- Tijd van ontdekkers en hervormers (renaissance/reformatie)
- Tijd van regenten en vorsten (Gouden Eeuw)
- Tijd van pruiken en revoluties (verlichting)
- Tijd van burgers en stoommachines (industrialisatie)
- Tijd van de wereldoorlogen (eerste helft twintigste eeuw)
- Tijd van televisie en computer (tweede helft twintigste eeuw)
Over elk van deze tijdvakken moeten de scholieren in het voortgezet onderwijs aan de hand van een aantal kenmerkende aspecten elk tijdvak kunnen typeren.
[bewerk] Tijd van jagers en boeren
Kenmerkende aspecten:
- De levenswijze van jagers-verzamelaars.
- Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
- Het ontstaan van de eerste steden.
[bewerk] Tijd van Grieken en Romeinen
Kenmerkende aspecten:
- Wetenschappelijk denken en burgerschap (democratie) in de Griekse polis.
- De belangrijkste elementen van de Grieks-Romeinse cultuur.
- De groei van het Romeinse rijk waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
- De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.
- De ontwikkeling van het christendom in het Romeinse rijk.
[bewerk] Tijd van monniken en ridders
Kenmerkende aspecten:
- De verspreiding van het christendom in geheel Europa.
- Het ontstaan en de verspreiding van de islam.
- Hofstelsel en horigheid.
- Het ontstaan van het leenstelsel en de verhouding tussen heer en vazal.
[bewerk] Tijd van steden en staten
Kenmerkende aspecten:
- De opkomst van handel en ambacht en het opnieuw ontstaan van een agrarisch-stedelijke samenleving.
- De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
- De machtsstrijd in de christelijke wereld tussen paus en keizer (investituurstrijd).
- De uitbreiding van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten.
- Het begin van staatsvorming en centralisatie van bestuur.
[bewerk] Tijd van ontdekkers en hervormers
Kenmerkende aspecten:
- Het begin van de Europese overzeese expansie.
- Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
- De hernieuwde interesse voor de klassieke oudheid.
- De protestantse reformatie en splitsing van de christelijke kerk in West-Europa.
- De Opstand in de Nederlanden en het ontstaan van een onafhankelijke Nederlandse staat.
[bewerk] Tijd van regenten en vorsten
Kenmerkende aspecten:
- Het streven van vorsten naar absolute macht.
- Het burgerlijk bestuur en de stedelijke cultuur in de Nederlandse Republiek.
- Het ontstaan van handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
- De wetenschappelijke revolutie.
[bewerk] Tijd van pruiken en revoluties
Kenmerkende aspecten:
- Het 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving.
- De pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).
- De uitbouw van de Europese overheersing in de vorm van plantagekoloniën en slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
- De democratische revoluties in westerse landen met grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
[bewerk] Tijd van burgers en stoommachines
Kenmerkende aspecten:
- De industriële revolutie en het ontstaan van een industriële samenleving in de westerse wereld.
- Discussies over de 'sociale kwestie'.
- Het modern imperialisme dat verband hield met de industrialisatie.
- De opkomst van emancipatiebewegingen.
- Verdergaande democratisering; steeds meer mannen en vrouwen nemen deel aan de politiek.
- De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.
[bewerk] Tijd van de wereldoorlogen
Kenmerkende aspecten:
- De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massa-organisatie.
- De totalitaire politieke systemen: communisme en nationaal-socialisme (fascisme).
- De economische wereldcrisis.
- Het voeren van twee wereldoorlogen.
- Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden (holocaust).
- De Duitse bezetting van Nederland.
- Niet eerder vertoonde verwoestingen door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.
- Opkomst van verzet in de koloniën tegen het West-Europese imperialisme.
[bewerk] Tijd van televisie en computer
Kenmerkende aspecten:
- Blokvorming in de wereld met een wapenwedloop en de dreiging van een atoomoorlog (koude oorlog).
- De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse macht in de wereld.
- De eenwording van Europa.
- De toenemende westerse welvaart vanaf de jaren zestig en het ontstaan van ingrijpende sociaal-culturele veranderingen.
- De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.
Bron(nen): |