Cholesterol
Cholesterol | |
---|---|
|
|
|
|
Molecuulformule | C27H46O |
Smiles | |
IUPAC | |
Andere namen | cholest-5-een-3β-ol, 5-cholesten-3β-ol, provitamine D, |
CAS-nummer | 57-88-5 |
EINECS-nummer | |
EG-nummer | |
VN-nummer | |
Beschrijving | |
Vergelijkbaar met | |
Carcinogeen | |
Hygroscopisch | |
Risico (R) en veiligheid (S) |
R-zinnen: |
Omgang | |
Opslag | |
ADR-klasse | |
MAC-waarde | |
LD50 (ratten) | mg/kg |
LD50 (konijnen) | mg/kg |
MSDS-fiches | |
|
|
Aggregatietoestand | vast |
Kleur | licht beige |
Dichtheid | 1,067 g/cm³ |
Molmassa | 386,66 g/mol |
Smeltpunt | 148 °C |
Kookpunt | 360 °C |
Vlampunt | °C |
Zelfontbrandingstemperatuur | °C |
Dampdruk | Pa |
|
|
Oplosbaarheid in water | g/L |
Goed oplosbaar in | |
Slecht oplosbaar in | |
Onoplosbaar in | water |
Dipoolmoment | D |
Viscositeit | Pa·S |
Kristalstructuur | |
ΔfG |
kJ/mol |
ΔfG |
kJ/mol |
ΔfG |
kJ/mol |
ΔfH |
kJ/mol |
ΔfH |
kJ/mol |
ΔfH |
kJ/mol |
S |
J/mol·K |
S |
J/mol·K |
S |
J/mol·K |
C |
J/mol·K |
Evenwichtsconstanten | |
Klassieke analyse | |
Spectra | |
Waar mogelijk zijn SI-eenheden gebruikt. Tenzij anders vermeld zijn standaard omstandigheden gebruikt (298,15K of 25°C, 1 bar) |
Cholesterol (Gr., chole = gal, stereos = vast; galstenen bestaan namelijk grotendeels uit cholesterol) is een vetachtige stof die het lichaam nodig heeft als bouwsteen van celmembranen, steroïdhormonen, vitamine D en gal. Het lichaam maakt zelf cholesterol, voornamelijk in lever, bijnieren, darmen en testes. Voor een klein gedeelte wordt het rechtstreeks opgenomen uit de voeding.
Inhoud |
[bewerk] Circulatie in het bloed
Omdat cholesterol en vetten niet oplosbaar zijn in water worden deze stoffen in het bloed vervoerd door middel van lipoproteïnen. Deze lipoproteïnen zijn kleine vetbolletjes bestaande uit triglyceriden en cholesterol esters die ingekapseld zijn door fosfolipiden, cholesterol en apolipoproteïnen. Men deelt deze lipoproteïnen in naar grootte. Grote lipoproteïnen met een relatief laag soortelijk gewicht (vetten zijn lichter dan water) noemt men 'low density' lipoproteïne (LDL). Kleine lipoproteïnen met een relatief hoog soortelijk gewicht noemt men 'high density' lipoproteïne (HDL). [1]
Het low density lipoproteïne (LDL) vervoert het cholesterol naar alle delen van het lichaam waar het door de cellen wordt gebruikt. LDL-cholesterol wordt ook wel 'slecht' cholesterol genoemd. Het teveel aan cholesterol wordt door het 'high density lipoproteïne' (HDL) naar de lever afgevoerd en daar omgezet in galzout. Via de gal komt het in de darmen terecht en via de ontlasting wordt het uitgescheiden. HDL-cholesterol wordt daarom ook wel 'goed' cholesterol genoemd.
Door oververzadiging van de gal met cholesterol kan het cholesterol neerslaan, en kunnen er galstenen ontstaan. In de westerse landen vormen cholesterolstenen ongeveer 80% van de galstenen.
[bewerk] Interpretatie "goed" en "slecht"
Al langer is het in de literatuur bekend dat HDL- en LDL-cholesterol in verschillende subklassen verschijnen. HDL kan bijvoorbeeld in 5 subklassen worden verdeeld, waarbij voor de grootste 3 geldt dat er een omgekeerd evenredige relatie bestaat met hart- en vaatziekten (HVZ). De kleinere twee varianten hebben deze beschermende werking niet. Ook voor LDL geldt iets soortgelijks. LDL wordt op grond van het type vaak in twee categorieën gescheiden: het "small dense LDL" (patroon B) en het "large buoyant LDL" (patroon A). LDL-grootte correleert positief met de plasma HDL-concentratie en negatief met de plasma triglyceridenconcentratie (TG). Met andere woorden: als er meer grotere LDL deeltjes zijn, is er meer HDL en minder TG in het plasma. Dit betekent een significante verkleining van het risico op atherosclerotische aandoeningen en hart- en vaatziekten in het algemeen.
De combinatie van "small dense LDL", lage HDL-waarden en hoge TG-waarden noemt men dan ook het "atherogenic lipoprotein profile" oftewel (vrij vertaald) het "atheromabevorderende bloedlipidenprofiel", en deze conditie is deels erfelijk. LDL-grootte wordt door het Adult Treatment Panel III (V.S.) in toenemende mate gezien als een relevante risicofactor voor hart - en vaatziekten.
Professor dr. Walter Hartenbach, chirurg verbonden aan het ziekenhuis van Wiesbaden stelt dat in Nederland de grens voor het cholesterolgehalte wordt gesteld op 5,60 mmol/l. Echter, wereldwijd wordt deze grens gesteld op 6,36 mmol/l, een waarde die, al naar gelang van de belasting van het systeem, schommelt. Daling van het niveau leidt tot vermindering van het verstandelijke en fysieke prestatievermogen! Volgens hem is het effect van verlaging van het cholesterolniveau op het lichaam nooit goed onderzocht. Zo is bij de veel genoemde onderzoeken nooit gekeken naar effecten op de mineralen-, eiwitten en vitaminenhuishouding, evenmin als naar de kansen op aderverkaling of hartinfarct. Wel komt kanker vaker voor bij de personen die aan de veel genoemde onderzoeken deelnamen en niet bij de controlegroepen! Zijn visie wordt openlijk gedeeld door o.a. Prof. dr. Allenberg, universiteitskliniek Heidelberg, Prof. dr.K. Schemmle, Justus-Liebig universiteit in Giessen. Bron: De Cholesterol leugen, Ankh-Hermes, 2005, Deventer.
[bewerk] Cholesterol en hart- en vaatziekten
Verhoogde cholesterolconcentraties in het bloed gaan gepaard met een verhoogd risico van het krijgen van hart- en vaatziekten (HVZ). Echter het ontstaan van HVZ is niet zozeer afhankelijk van de cholesterolconcentratie als wel van de aanwezigheid van andere risicofactoren. Roken, hypertensie en diabetes mellitus veroorzaken kleine beschadigingen aan de binnenkant van het bloedvat. Ter plaatse van deze beschadigingen bevinden zich macrofagen die LDL-cholesterol kunnen opnemen, wat kan leiden tot de vorming van atheromateuze plaques.
Screening op cholesterol bij gezonde personen is weinig zinvol. Voor onderzoek op cholesterol komen in aanmerking:
- personen met klachten of klinische manifestaties van HVZ;
- personen zonder HVZ maar met een bepaald risicoprofiel (combinatie van roken, diabetes mellitus, hypertensie, leeftijd, geslacht, eerste graadsfamilieleden < 60 jaar met HVZ);
- personen met het vermoeden op een hoog cholesterol (familiaire hypercholesterolemie of andere vetstofwisselingsstoornis).
Voor een juiste interpretatie van eventuele schadelijke effecten van cholesterol moet de verhouding tussen het totale cholesterol en het HDL-cholesterol - de zogeheten 'totaal-cholesterol/HDL ratio' - worden bepaald. Vanwege de intra-individuele biologische variabiliteit en toevallige meetfout is één enkele meting onvoldoende. Het gemiddelde van minimaal twee (maximaal drie) metingen, met een interval van minimaal één week, binnen een periode van acht weken, is representatief voor de werkelijke bloedwaarde.
Door het eten van cholesterol-arme voedingsmiddelen, onverzadigde vetten en voedingsvezel kan het cholesterolgehalte in het bloed worden verlaagd. Galzuren, welke uit cholesterolachtige verbindingen bestaan, binden aan de voedingsvezel. Hierdoor wordt de heropname van de galzuren in de darm minder en wordt een grotere hoeveelheid van deze stoffen uitgescheiden in de faeses. Hierdoor wordt in de lever meer cholesterol gebruikt om nieuwe galzuren aan te maken Bij overgewicht zal gewichtvermindering leiden tot een afname van het LDL-cholesterol en toename van het HDL-cholesterol. Soms zijn cholesterolverlagende geneesmiddelen noodzakelijk.
[bewerk] Oorzaken van een hoog cholesterolgehalte
Oorzaken van een te hoog cholesterolgehalte in het bloed zijn:
- erfelijke aanleg
- diabetes mellitus
- een te hoog lichaamsgewicht
- eten van (gedeeltelijk) gehard vet (bij harden ontstaan veel transvetten)
- eten van veel verzadigde vetten
- cholesterolrijke voedingsmiddelen
- traag werkende schildklier
- bijwerking van bepaalde medicijnen
Bron(nen): |
|