Tsjechisch Silezië
Tsjechisch Silezië of Moravisch Silezië (tot 1918 Oostenrijks Silezië) is het deel van de historische regio Silezië dat tot Tsjechië behoort.
[bewerk] Geschiedenis
Na de dood van de boheemse koning Ludwig II in de slacht bij Mohács (1526) ging het boheemse koningschap over aan Ferdinand I en daarmee ook aan de dynastie van de Habsburgers. Tussen 1526-1740 waren de Oostenrijkse Habsburger als Koningen van Bohemen ook hertogen over Silezië. In de 16. eeuw benoemen de laatste Silezische Piasten van de overgebleven kleinstaat de Brandenburgse Hohenzollern als erven. De Habsburgse keizer bracht echter ook deze laatste kleinstaat onder de boheemse kroon. Toen in 1675 de laatste Silezische Piast stierf, construeerde Frrederik II van Pruisen hieruit een aanspraak voor heel Silezië voor Pruisen. In de 16e eeuw werden de meeste Silezische steden protestants. Sinds de tweede helft van de 17. eeuw werd Silezië het in economisch opzicht belangrijkste gebied voor de Habsburger Monarchie door de textielindustrie.
Nadat de Oostenrijkse Successieoorlog werd het grootste deel van Silezië door Pruisen geannexeerd. Een klein gedeelte rond Troppau, Jägerndorf, Teschen, Bielitz als ook een deel van het Neisser Land bleven als Oostenrijks Silezië onderdeel van Bohemen.
Tot 1918 was het een Oostenrijks kroonland met de officiële naam Hertogdom Silezië. Na het uiteenvallen van Oostenrijk-Hongarije in 1918 is het gebied verdeeld tussen de nieuwe staten Tsjechoslowakije en Polen. Het Duitste deel bleef tot WOII Duits en werd daarna ook Pools, Silezië is heden ten dage geen bestuurlijk gebied meer.