Repressie (België)
De neutraliteit van dit artikel wordt betwist. Zie de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie. |
In de Belgische geschiedenis wordt naar de strafrechtelijke bestraffing van collaborateurs na de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog verwezen met de term repressie.
Zij is het voorwerp van een politieke en culturele controverse die tot op heden voortduurt. Aan de basis daarvan ligt het feit dat tot twee maal toe een niet onaanzienlijk deel van de Vlaamse beweging in de collaboratie is gestapt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gingen ook Walen onder leiding van Rex-leider Leon Degrelle tot collaboratie over.
Inhoud |
[bewerk] Eerste Wereldoorlog
In de Eerste Wereldoorlog ging het om de zogenaamde activisten, voornamelijk in de kringen van het tijdschrift Jong-Vlaanderen in Gent, die in 1915 een "Raad van Vlaanderen" stichtten waarvan het de bedoeling was dat hij het bestuur over de bezette gebieden zou overnemen. De bezetter behandelde die raad, waar o.m. August Borms deel van uitmaakte, in het kader van de Flamenpolitik en de annexionistische politiek enkel als een voornamelijk cultureel adviesorgaan. Toch konden een aantal doelstellingen gerealiseerd worden zoals de vervlaamsing van de Gentse universiteit. Het activisme vond reeds tijdens de oorlog sympathie onder de Frontbeweging van Vlaamse soldaten.
[bewerk] Interbellum en Tweede Wereldoorlog
Na de bevrijding werden de leden van die raad en van de activistische bewegingen vervolgd voor collaboratie. Deze repressiegolf - die vooral in Vlaanderen woedde - werd door velen als onrechtvaardig beschouwd (uiteindelijk beschouwde België zich voor de oorlog als neutraal en niet als anti-Duits) en eerder gericht tegen het Vlaams karakter van de beweging dan tegen de collaboratie. Vandaar dat de beweging zich versterkte en met de steun van andere Vlamingen ijverde voor amnestie. Eind van de jaren twintig was die een feit.
Uit die activistische tendens in de Vlaamse Beweging - de radicale flaminganten - groeide het VNV (Vlaamsch Nationaal Verbond) met figuren als Staf de Clercq, Ward Hermans, Hendrik Elias. Dat stond van bij de opgang van de nazi's in Duitsland niet afkerig van het volksnationalisme in hun ideologie en het wekte dus geen verbazing dat zij na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog voor openlijke collaboratie kozen, politiek en ideologisch. (Wel bleek de politieke agenda van de Duitsers een andere dan die van de Vlaamse Beweging.) Vooral daardoor was de na-oorlogse repressie niet zachtaardig.
[bewerk] Naoorlogse periode
De harde kern van Vlaamse collaborateurs kende haar geschiedenis en kleefde op deze tweede repressiegolf de 'etiketjes' van de eerste: het ging niet om collaboratie maar om de systematische vernietiging van de Vlaamse beweging - een stelling die vandaag in extreem-rechtse kringen nog steeds opgang maakt. Door die associatie van repressie en flamingantisme trachtten ze de aandacht af te leiden van het misdadige karakter van hun collaboratie.
Vandaar dat zij weerom een poging deden om te mobiliseren voor amnestie. Maar daar konden zij de niet-collaborerende Vlamingen niet mee mobiliseren, zelfs al waren er gevallen van executies van Vlaamsgezinden van wie de collaboratie twijfelachtig was (zie bijvoorbeeld Leo Vindevogel). Een aantal beperkte amnestiemaatregelen werden in de jaren zeventig genomen maar algehele en onvoorwaardelijke amnestie bleef uit.
[bewerk] Epuratie
Naast de repressie op korte termijn werden er politieke en arbeidsrechtelijke maatregelen opgelegd als ontneming van het actieve en passieve stemrecht en ontzegging van de toegang tot beroepen in de ambtelijke sfeer, in de rechterlijke macht en in de media, dit alles zonder een recht op ontslaguitkering en pensioen. Deze bestraffing noemt men epuratie. Pas in 1982 kwam er een een amnestieregeling waardoor men onder deze maatregelen uit kon komen. Men moest dan het zwarte verleden volledig afzweren, eerherstel aanvragen en een democratische gezindheid aan kunnen tonen.
[bewerk] Tot inkeer gekomen
Twee Volksunie-politici die in de Tweede Wereldoorlog aan de verkeerde zijde zaten hebben het desondanks ver geschopt in de Belgische politiek.
Oswald Van Ooteghem, actief binnen het Vlaams Legioen als Oostfrontvrijwilliger, en later, onvrijwillig, in de Vlaamsche SS, zwoor zijn verleden halverwege de jaren vijftig na een aantal jaren gevangenisstraf openlijk af. Hij heeft een 13 jaren in de Belgische Senaat gezeteld en is vanwege deze anciënniteit tot eresenator benoemd. Hij is actief lid van de N-VA en bestuurder van het Sint-Maartensfonds.
Hugo Schiltz, lid van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen, ging na denazificatie en gevangenisstraf zich verdiepen in democratische manieren om het solidarisme, het universalisme van Othmar Spann, de thomistische wijsbegeerte en het volksnationalisme van de Vlaamse Beweging te integreren in een nieuw Vlaams politiek streven naar federalisering van de Belgische staat. Hij is een aantal malen in de jaren zeventig minister geweest in federale regeringen en was (sinds 1995) Minister van Staat. Hij bleef tot aan zijn overlijden op 5 augustus 2006 politiek actief voor spirit.