Roethenen
Met de naam Roethenen werden op verschillende momenten in de geschiedenis verschillende Oekraïenstalige bevolkingsgroepen aangeduid.
De benaming werd met name gebruikt voor de Oekraïners die binnen de grenzen van het Habsburgse Oostenrijk (vanaf 1867: Oostenrijk-Hongarije) woonden: in Galicië, in de Boekovina en in verschillende gebieden die tot Hongarije behoorden.
Hun taal onderscheidde zich nauwelijks van die van de Oekraïeners in Rusland, maar kerkelijk weken ze wel af: zij behoorden tot de geünieerde kerk (liturgisch oosters-orthodox, maar de paus van Rome erkennend). In de negentiende eeuw liepen hun culturele oriëntaties uiteen: sommigen richtten zich op Rusland, anderen op de Oekraïeners in Rusland en weer anderen zagen zich vooral als Roetheen.
Inmiddels woont het merendeel van hen binnen de Oekraïne: hun politieke vereniging met de andere Oekraïners heeft ertoe geleid dat de Roethenen zich daar niet meer als aparte natie beschouwen. Buiten Oekraïne ligt dat genuancerder. In de volgende landen bestaan Roetheense minderheden:
- In Polen: de Lemken, een groep die na de Tweede Wereldoorlog werd verdreven en in Pommeren, Silezië en Oekraïne terechtkwam. Zij keerden later gedeeltelijk terug naar hun woongebieden in de Beskiden, het uiterste zuidoosten van Polen,
- in Slowakije een aanzienlijk aantal,
- in Hongarije een gering aantal,
- in Roemenië een iets groter aantal (in het dal van de Vişeu) en
- in de Vojvodina, het noorden van Servië, circa 20.000, daar in de achttiende eeuw naartoe geëmigreerd vanuit de Karpaten.
- verder grote gemeenschappen in de Nieuwe Wereld.
De Roethenen (hun benaming hangt samen met die van het Kievse Rijk Roes) hebben hun naam gegeven aan het gebied Roethenië (dat ook onder de namen Karpato-Oekraïne, Transkarpatië en een reeks andere namen bekend staat). Dit gebied behoort sinds de Tweede Wereldoorlog tot Oekraïne (tot 1991 binnen de Sovjet-Unie).