Sijs
De sijs (Carduelis spinus) is een zangvogel van de familie der Vinkachtigen. In Nederland is de sijs vooral een wintergast, maar tegenwoordig broedt hij ook in Nederland. In de winter kunnen we de Sijs regelmatig aantreffen op vetbollen en netjes met pinda’s die we in de tuin hebben opgehangen. Sijzen opereren dan veelal in kleine troepjes, en gedragen zich enigszins als mezen: ondersteboven aan de vetbollen hangend. Ze zijn zo groot als een pimpelmees, maar veel duidelijker geelgroen gekleurd, vooral de volwassen mannetjes, die een zwarte kruin hebben. De vlucht is opvallend: gele vleugelstreep en gevorkte zwarte staart, met geel aan de zijden.
[bewerk] VeldkenmerkenDe lengte van kop tot staart is ongeveer 12 centimeter. [bewerk] VoedselZoekt voedsel op mezenmanier, hangt dikwijls ondersteboven. Slaapt soms ook zo. Zaden van naaldbomen, elzen, berken en andere bomen, knoppen en insecten. [bewerk] VluchtDe sijs heeft een korte golvende vlucht. Een troepje maakt een warrelende indruk. [bewerk] GeluidHij roept voortdurend. In vlucht ‘pie-ip’. In zit helder ‘tsie-si’ of ‘trii-u’. Alarmroep, vóór opvliegen ‘tje-klie’. Zang lang, vlug en muzikaal gekwetter. [bewerk] BiotoopIn broedtijd naaldbossen met veel sparren, maar ook in gemengde bossen en parklandschap. In de winter vooral in elzen. [bewerk] BroedgegevensIn goede voedseljaren (veel sparrenkegels) broedt de Sijs in maart en april; in slechte jaren later, tot in juni. Het nest van fijne takjes, mos en haar zit hoog in naaldhout en is moeilijk te vinden. De broedduur bedraagt 11 – 13 dagen. Het vrouwtje broedt alleen en wordt door het mannetje gevoerd. Beide vogels verzorgen de jongen, die na 13 – 15 dagen het nest verlaten. Twee broedsels per jaar. Het legsel bestaat gewoonlijk uit 4 – 5 eieren. Lichtblauw met zeer veel fijne roodbruine stipjes en streepjes en een enkel donker vlekje. Gemiddeld 16 x 12 mm. [bewerk] BroedgebiedHet broedgebied bevindt zich voornamelijk ten noordoosten van de Alpen, maar ook Schotland, Ierland en in delen van Servië. [bewerk] Voorkomen in NederlandIn de zeventiger jaren broedden in Nederland enkele tientallen exemplaren. Rond 1990 was dit aantal 1800 -2400 paren. [bewerk] TrekDoortrek van midden september, vooral in oktober en november. Een groot deel blijft in de winter. Terugtrek van einde januari tot in mei. De aanwezigheid in de winter is wisselvallig, waarschijnlijk speelt voedsel hierbij wel een belangrijke rol. Voorkomen draagt soms invasieachtig karakter. [bewerk] Trivia
[bewerk] Externe links
|