Schip (bouwkunst)
Het schip is in de kerkenbouw de langgerekte ruimte in (meestal) west-oostrichting, die aan de oostkant wordt voortgezet door het koor. Bij veel kerken staat tussen het schip en het koor een transept, ook wel dwarsschip of dwarsbeuk genoemd, waardoor een Latijns kruis ontstaat, de traditionele vorm van romaanse en gotische kerken. Evenwijdig aan het schip kunnen zich zijbeuken bevinden, die door arcaden van het middenschip worden gescheiden. Als deze zijbeuken ongeveer even hoog en breed zijn als het middenschip spreekt men van een hallenkerk. Eenvoudige kerken zonder dwars- en zijbeuken worden zaalkerken genoemd.
De term "schip" is een leenvertaling uit het Grieks (naos).
Het schip is het deel van de kerk waar de kerkgangers plaatsnemen. Tussen de kruising, die zowel tot het schip als tot de dwarsbeuken behoort, en het koor kan zich ter afsluiting een doksaal of een koorhek bevinden, waarachter zich het altaar bevindt.
Bij sommige later gebouwde kerken is het schip even lang als het transept. Men spreekt dan van centraalbouw. Een voorbeeld van centraalbouw is de kerk van Maassluis.
|
![]() |
---|---|
Onderdelen kruiskerk:: Apsis | Chevet | Crypte | Doksaal | Kerktoren | kloostergang | Kooromgang | Kruising of viering | Narthex | Priesterkoor | Transept | Schip | Straalkapel | Vieringtoren | Westwerk | Zijbeuken |
|
Bouwkundige onderdelen: Arcade | Boog | Gordelboog | Kapiteel | Kraagsteen | Kruispijler | Latei | Lichtbeuk | Luchtboog | luchtboogstoel | Steunbeer | Travee | Triforium | Ui | Zuil |
|
Gewelfsvormen: Koepelgewelf | Kruisgewelf | Kruisribgewelf | Netgewelf | Stergewelf | Tongewelf | Waaiergewelf |
|
Decoratieve onderdelen: Archivolt | Dakruiter | Frontaal | Gebrandschilderd glas in lood | Hogel | Kruisbloem | Lantaarn | Maaswerk | Pinakel | Roosvenster | Timpaan | Waterspuwer | Zwik |