Nederduits
Het Nederduits bestaat uit de Noord-Westgermaanse dialecten die niet hebben deelgenomen aan de Hoogduitse klankverschuiving en de ingveoonse klankverschuivingen.
De verzamelnaam Nederduits verwijst naar een aantal dialectgroepen:
- Nederfrankisch
De Nederfrankische dialecten worden vooral gesproken in het zuiden en westen van Nederland en in Vlaanderen en in westen van westduitsland (nederrijn). Uit deze dialectgroep hebben zich het Standaardnederlands en het Afrikaans ontwikkeld. - Nedersaksisch
De Nedersaksische dialecten worden gesproken in het oosten van Nederland en in Duitsland ten noordwesten van de Benrather Linie.
Het Oudsaksisch is geattesteerd vanaf de 9e eeuw (Heliand). Sinds de reformatie won echter het Hoogduits meer terrein. De aanduiding Nederduits is in de late 19e eeuw voor de in Nederland en Vlaanderen gesproken variëteiten in onbruik geraakt.
Typisch is, dat de Nederlands Hervormde Kerk tot 1816 nog officieel Nederduits Gereformeerde Kerk heette.
[bewerk] Het begrip "Nederduits"
Het is erg belangrijk er rekening mee te houden dat het woord Duits in Nederduits niets te maken heeft met het hedendaagse Duits. Het begrip Nederduits werd als eerste beschreven door Duitse taalkundigen. Deze ontdekten dat Duitse dialecten in het noorden van Duitsland verschilden van die in het zuiden. Later ontdekten zij ook overeenkomstigheden met het Nederlands en Nedersakische dialecten in Noord-Duitsland, het Nederlands werd vervolgens ingedeeld bij het "Nederduits", dat nu als de voorouder van het Nedersaksisch en het Nederlands werd gezien. Heden is het taalkundige beeld erg veranderd. Het wordt nu aangenomen dat het Nederduits als echte taal nooit bestaan heeft, en dat het Nederlands en Nedersakisch geen gemeenschappelijke voorouder hebben gehad, althans, niet na de Tweede Germaanse klankverschuiving. "Nederduits" betekent vandaag vooral dat het een taal betreft die de Tweede Germaanse klankverschuiving of ingveoonse klankverschuivingen niet hebben meegemaakt.
Het begrip Nederduits als benaming voor een moderne taal of talen heeft nogal uiteenlopende betekenissen. De belgische taalwetenschapper Jan Goossens telt zo'n tien verschillende betekenissen. [1]
De verschillen hebben vooral betrekking op de Oost-West-dimensie van het taalgebied. Volgens sommige taalwetenschappers slaat het begrip Nederduits uitsluitend op de talen of dialecten van Noord-Duitsland, vandaar dat Nedersakisch als alternatief wordt gebruikt. Volgens anderen slaat het op het Noordoosten van Nederland en op het Noorden van Duitsland. Weer anderen noemen zo de talen en dialecten van het Noorden van Duitsland en van het volledige Nederlandse taalgebied (Nederduits in ruimere betekenis). [1]
Ook voor de zuidelijke grens van het Nederduits bestaan er verschillende definities: De verschillende taalwetenschappers noemen de Uerdinger linie, de Benrather linie, de Eifel-linie of een linie die verder in het Zuiden verloopt (Hunsrück-linie of Spiers-linie/Mainlinie). [1]
Meer over de linies: zie Rijnlandse waaier.