Metusalem
Met(h)usalem of Mat(h)usalem, ook wel aangeduid als Methusalach of Metuselach (Hebreeuws: מתושלח-Metoeshelach) zou volgens de (Hebreeuwse) Bijbel 969 jaar oud zijn geworden en daarmee de oudste persoon aller tijden zijn. In dit boek wordt hij beschouwd als een van de aartsvaders.
Metusalem is de zoon van Henoch die 365 jaar oud zou zijn geworden. Metusalem is op zijn beurt de vader van Lamech die hij op zijn 187e kreeg. Lamech zelf zou 777 jaar oud zijn geworden.
Metusalem was de zevende generatie na Adam en Eva. Hij werd geboren in het 687e jaar van Adams leven en werd vader van Lamech in het 874e jaar van Adams leven, 56 jaar voor diens dood (zie Genesis 5:22-27).
Volgens de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament, werd Metusalem 'slechts' 720 jaar oud waarmee Adam met 930 jaar de oudste zou zijn. Volgens de Tenach, de joods-Hebreeuwse tegenhanger van het Oude Testament, zijn die 720 jaren echter Metusalems levensjaren na de geboorte van zijn zoon Lamech waarmee men de volgende generatie van de mensheid zou hebben willen aanduiden.
Of Metusalem en de andere aartsvaders inderdaad dergelijke hoge leeftijden hebben bereikt wordt betwist.
Volgens een bepaalde verklaring zou dit hoge aantal jaren zijn veroorzaakt door het verwisselen van de zon- en maan-cycli; indien men hiervoor zou corrigeren zou Metusalem maar 78 jaar zijn geworden.
Met name door diegenen die vasthouden aan een letterlijke opvatting van de (Hebreeuwse) Bijbel wordt vastgehouden aan de hoge leeftijd van Metusalem en zijn tijdgenoten. Zij zoeken de verklaring hiervan in de gunstige levensomstandigheden zo vlak na de veronderstelde zondeval en voordat de zondvloed zich zou hebben voorgedaan.
[bewerk] Spreekwoord
Van deze persoon is het Nederlandse spreekwoord "Zo oud als Metusalem" afgeleid. Daarmee bedoelt men iemand die naar eigentijdse maatstaven heel oud is.