Basileus
Basileus (Oud-Grieks: Βασιλεύς, mv. Βασιλεῖς) is het Griekse woord voor soeverein. Vanaf de oudheid tot in de nieuwe tijd werd de term gebruikt om vorsten aan te duiden die heersten in Griekenland, en zelfs daarbuiten.
Inhoud |
[bewerk] Etymologie
De etymologie van het woord Basileus is onduidelijk. De meeste taalkundigen veronderstellen, dat het een niet-Grieks woord is, in de Griekse bronstijd overgenomen uit één van de reeds in het oostelijk Middellandse-Zeegebied gesproken talen.
De term „Basileus“ (qa-si-re-u) werd reeds gebruikt op lineair B-tabletten, die in verscheidene Myceense paleisarchieven werden ontdekt. Zij dateren uit de 13e of vroege 12e eeuw v. Chr. Qa-si-re-u was oorspronkelijk de naam voor hoge ambtenaren of edelen, die vermoedelijke beheerders waren in de individuele districten van de Myceense staten. De precieze functie en positie van een qa-si-re-u is onduidelijk en betwist. De betekenis ontwikkelde zich later verder tot koning, zoals het reeds in Homeros' werken voorkomt.
De vrouwelijke tegenhanger is Basílissa (βασίλισσα, „Koningin“) en betekent „regerende koningin“ zoals Cleopatra VII.
[bewerk] Oude Griekenland
[bewerk] Myceense periode
[bewerk] Klassieke periode
In de 6e eeuw v. Chr. was het koningschap in de meeste Griekse staten (behalve Sparta en Epirus, waar men een diarchie kende) verdwenen. De titel 'basileus' bleef soms in gebruik om een magistraat aan te duiden die functies uitoefende die vroeger aan de koning waren voorbehouden.
[bewerk] hellenistische periode
Vanaf de hellenistische periode kende de titel van basileus een heropleving onder de diadochen die hun grote voorbeeld Alexander de Grote trachtte na te streven met hun koningstitel.
[bewerk] Romeinse en Byzantijnse periode
'Basileus' was later ook de titel van de Byzantijnse keizer.