Willem Frederik Hermans
Willem Frederik Hermans (Amsterdam, 1 september 1921 – Utrecht, 27 april 1995) was een Nederlands geograaf die vooral bekend is geworden als schrijver. Hij behoort met Harry Mulisch en Gerard Reve tot De Grote Drie, de drie belangrijkste naoorlogse Nederlandse auteurs.
Inhoud |
[bewerk] Levensloop
Hermans volgde zijn middelbare schoolopleiding aan het Barlaeus Gymnasium te Amsterdam, waar hij onder andere leerling was van de lerares Nederlands juffrouw Maregi Lubbers. Hermans studeerde op aandringen van zijn vader vanaf september 1940 sociale geografie in Amsterdam aan de Gemeentelijke Universiteit, maar stapte in 1941 over op fysische geografie. In 1953 werd hij benoemd aan de Rijksuniversiteit Groningen, aanvankelijk als assistent en later als lector in de fysische geografie. Hermans promoveerde cum laude in 1955 aan de GU op het proefschrift Description et genèse des dépôts meubles de surface et du relief de l'Oesling, over aardlagen in de Ösling (Luxemburg).
In Groningen werd Hermans naar eigen zeggen door zijn vakgroep voortdurend tegengewerkt. Hij kreeg niet het laboratorium waarom hij vroeg, mocht jarenlang alleen aan eerstejaars studenten college geven en kreeg geen gelegenheid tot het doen van veldonderzoek. Zijn tegenstanders meenden dat hij te weinig op het instituut verscheen, en zijn colleges onvoldoende voorbereidde of bewust verstek liet gaan.
Na beschuldigingen, van onder meer het toenmalig Tweede Kamerlid en de latere minister Jan de Koning, dat Hermans al zijn tijd aan schrijven besteedde en daardoor niet aan zijn eigenlijke leeropdracht zou toekomen, werd een commissie ingesteld om deze kwestie te onderzoeken. Het onderzoek pleitte Hermans grotendeels vrij. Voor Hermans was de maat echter vol. Per 1 september 1973 nam hij ontslag. Het werd hem eervol verleend. Hermans vestigde zich als fulltime schrijver in Parijs. In Onder professoren, een ternauwernood verhulde sleutelroman, nam hij wraak op zijn oude tegenstanders en het milieu dat hem had uitgestoten.
Uit liefhebberij verzamelde Hermans oude schrijfmachines, die in zijn woning in Parijs werden tentoongesteld.
Hermans werkte na de Tweede Wereldoorlog mee aan verschillende literaire tijdschriften, onder meer aan Podium. Hij trouwde op 4 juli 1950 met Emmy Meurs met wie hij in 1955 een zoon kreeg (Ruprecht). In 1952 werd hij vervolgd wegens een passage in Ik heb altijd gelijk, die beledigend zou zijn voor het rooms-katholieke volksdeel. Er volgde echter vrijspraak.
Eind jaren zestig koos Hermans partij tegen Renate Rubinstein en Aad Nuis in de affaire rond Friedrich Weinreb.
In 1971 werd aan Hermans de P.C. Hooftprijs toegekend, die hij weigerde. Toenmalig minister van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk, P.J. Engels, zou in zijn eerste brief (22 december 1972) aan Hermans een tikfout hebben laten staan: in plaats van Fl 8000,- zou Hermans Fl 18.000 tegemoet mogen zien. In een excuusbrief werd dit hersteld. Hermans schreef terug: 'Men kan nauwelijks verwachten dat een schrijver zich bijzonder vereerd zal voelen wanneer hij bekroond wordt door een minister wiens handtekening van de ene dag op de andere 10.000 gulden in waarde daalt.'
Daarnaast werd Hermans bekend doordat hij de filosoof Ludwig Wittgenstein bij het publiek introduceerde; hij vertaalde diens Tractatus Logico-Philosophicus.
In 1977 werd hem in Brussel uit handen van de Belgische koning Boudewijn de Prijs der Nederlandse Letteren uitgereikt. Hermans zag dit als de belangrijkste en meest eervolle bekroning van zijn werk. Vooral omdat dit ook een blijk van waardering was in zijn geliefde België. Als kenner en liefhebber van de Franse taal en cultuur voelde hij zich in het bourgondische België altijd erg thuis.
In de omgang was Hermans doorgaans niet gemakkelijk. De titel van een van zijn romans Ik heb altijd gelijk is ook op hem persoonlijk van toepassing. Zijn tegenstanders boorde hij op onaangename (maar zeer rake en voor toeschouwers vermakelijke) wijze de grond in. Met uitgever Geert van Oorschot heeft hij decennialang een vinnige vete over relatief kleine geldbedragen onderhouden en drie rechtszaken uitgevochten. Toch kon Hermans in zijn persoonlijk leven ook heel hartelijk zijn. Tot zijn vrienden behoorden onder meer de schilder Carel Willink, de actrice Sylvia Kristel, en de schrijver Freddy de Vree.
Zijn werk bestaat uit romans, korte verhalen, essays en filosofisch en wetenschappelijk werk. Daarnaast geniet hij enige bekendheid als fotograaf en maker van collages.
Hermans overleed in het voorjaar van 1995 in het Utrechtse Academisch Ziekenhuis. Op 1 mei is hij in dezelfde stad op Daelwijck gecremeerd.
Op 27 april 2005, 10 jaar nadat hij overleed, werd de website van het Willem Frederik Hermans instituut geopend. Op 4 november 2005 werd deel 1 van de Volledige Werken in de Amsterdamse Nieuwe Kerk aangeboden aan Willem-Alexander. De Volledige Werken (zie: http://www.wfhermansvolledigewerken.nl) worden bezorgd door het Huygens Instituut te Den Haag. Volgens plan zal in 2007/8 de wetenschappelijke biografie door Willem Otterspeer verschijnen. Ook in de media werd er in 2005 weer aandacht aan de schrijver besteed, volgens veel neerlandici de grootste Nederlandse schrijver van de twintigste eeuw.
[bewerk] Eerste zin
De eerste zin uit Nooit meer slapen is waarschijnlijk de bekendste van Hermans' hand:
De portier is een invalide.
De eerste zin uit Au pair illustreert de kritische grondhouding van Hermans:
Het eerste waar Nederlanders aan denken, als ze iets willen verkrijgen dat hun eigen land niet oplevert, is niet het zelf te gaan maken, maar het te zoeken in den vreemde.
De eerste zin uit zijn meest gelezen roman De donkere kamer van Damokles:
...Dagenlang zwierf hij rond op zijn vlot, zonder drinken.
[bewerk] Inhoud en thema's van zijn werk
Het werk van Hermans kan worden onderverdeeld in:
1. Realistische romans, verhalen en novellen
2. Surrealistische romans, verhalen en novellen
3. Essays en diverse artikelen: vaak sterk polemisch van aard
4. Wetenschappelijk werk als fysisch geograaf
5. Vertalingen : onder andere Ludwig Wittgenstein:Tractatus Logico-Philosophicus (1975)
6. Poëzie
7. Toneelwerken
8. Brieven
Tussen zijn realistisch en surrealistisch proza bevindt zich een overgangsgebied: in zijn realistisch werk komen soms niet realistische verschijnselen voor of blijft "de waarheid" onduidelijk. Voorbeeld hiervan zijn Herinneringen van een engelbewaarder (1970) waar de verteller afwisselend een engel en de duivel is, en De donkere kamer van Damocles (1958) waarbij er tot op de dag van vandaag van mening wordt verschild over de vraag of de dubbelganger Dorbeck nu wel of niet heeft bestaan. Deze laatstgenoemde roman werd in 1963 onder regie van Fons Rademakers verfilmd.
Voorbeelden van surrealistische romans zijn De God Denkbaar Denkbaar de God (1956), Het evangelie van O. Dapper Dapper (1973) en Ruisend gruis (1995).
Een speciale vermelding verdient de roman Nooit meer slapen (1966), omdat de inhoud van dit boek het meest verwant is aan het wetenschappelijk werk van Hermans. De hoofdpersoon Alfred Issendorf is een geoloog (nauw verwant aan fysisch geograaf) die voor zijn promotieonderzoek in het noorden van Noorwegen bewijzen van meteorietinslagen hoopt te vinden. Daarvoor moet hij vele ontberingen doorstaan en krijgt hij nauwelijks greep op zijn Noorse collegae en de mensvijandige natuurlijke omgeving. Het ontluisterende slot van deze roman kan als typerend voor Hermans' oeuvre worden gezien.
Een terugkerend thema in veel van zijn boeken is dat de mens niet in staat blijkt om de wereld echt te kennen. Het enige lichtpuntje is misschien de moderne exacte wetenschap en techniek. Vooral mensen die iets willen bereiken in het leven of het goed met de mensheid voor hebben, moeten het vaak ontgelden. Daarbij had hij wel een diep mededogen met zijn personages en zijn de beschrijvingen van hun belevenissen vaak ontroerend. Anderzijds is hij in de beschrijving van woord en daad van zijn personages vaak hard en realistisch. Het meest negatieve of controversiële wordt niet geschuwd. Meedogenloze en beledigende kritiek op 'heilige huisjes' (onder andere het katholicisme) en voor die tijd ongekend openlijke beschrijving van seksualiteit getuigen daarvan. Dat zorgde begin jaren vijftig tot veel opschudding, resulterend in rechtszaken (door Hermans gewonnen) en kamervragen (pornografie, belediging katholieken) rond De tranen der acacia's (1949) en Ik heb altijd gelijk (1951).
Ook droge humor en, in vooral het latere werk, karikaturen komen regelmatig in zijn boeken voor. Hermans was ook een perfectionist: het ging hem weliswaar om de inhoud, maar de vorm was ook zeer belangrijk. Zijn stijl is (bedrieglijk) helder, toegankelijk en krachtig en hij was constant bezig met het verbeteren van nieuwe drukken van zijn boeken.
Een literaire vorm die Hermans zeer goed beheerste is de novelle: het lange verhaal, maar aanzienlijk korter dan een roman. Door kenners wordt over het algemeen Het behouden huis (1952) als het schoolvoorbeeld hiervan gezien. Door de chaos aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in een Oost-Europese badplaats worden de thema's die elders in het werk van de schrijver voorkomen verhevigd. Kenmerkend is hier ook dat goed en kwaad en beschaafd en onbeschaafd in elkaar overlopen of worden omgekeerd: de Duitse officieren blijken in zekere zin beschaafd en de partizanen zeer gewelddadig en onbeschaafd.
De Tweede Wereldoorlog is tot begin jaren zeventig een belangrijk thema in zijn werk, zoals bij meerdere schrijvers van zijn generatie. Opmerkelijk is dat hij zich daarna nauwelijks meer met dit thema heeft bezig gehouden en zich heeft gericht op de uitwassen van de jaren zestig generatie (o.a. Onder Professoren (1975), Uit talloos veel miljoenen (1981) en Boze brieven van Bijkaart (1977)).
Kenmerkend voor zijn fictie is dat de romanpersonages steevast een bepaalde visie op de maatschappij vertegenwoordigen en dat vrijwel alles wat er gebeurt een functie heeft in het verhaal, de novelle of roman. Bekend in dit verband is de uitspraak van Hermans dat in zijn visie in een roman nog geen mus van het dak mag vallen zonder dat het gevolgen heeft. Lang niet al het werk van Hermans zelf voldoet echter aan deze bijna onmogelijke eis, maar een strakke structuur van zijn romans en verhalen is toch wel kenmerkend. Daarin onderscheidde hij zich bijvoorbeeld van Gerard Reve, een generatiegenoot waarmee hij enige tijd bevriend is geweest en die altijd een groot bewonderaar is gebleven van de boeken van Hermans.
[bewerk] Bibliografie
- Kussen door een rag van woorden (poëzie, 1944)
- Horror coeli (poëzie, 1946)
- Conserve (roman, 1947)
- Hypnodrome (poëzie, 1948)
- Moedwil en misverstand (korte verhalen, 1948)
- De tranen der acacia's (roman, 1949)
- Fenomenologie van de pin-up girl (essay, 1950)
- Ik heb altijd gelijk (roman, 1951)
- Het behouden huis (novelle, 1952)
- Paranoia (korte verhalen, 1953)
- Description et genèse des dépôts meubles de surface et du relief de l'Oesling (proefschrift, 1955)
- De god Denkbaar - Denkbaar de god (roman, 1956)
- Drie melodrama's (roman/korte verhalen, 1957)
- Een landingspoging op Newfoundland (korte verhalen, 1957)
- De donkere kamer van Damokles (roman, 1958)
- Drie drama's, (toneel, 1962)
- De woeste wandeling (filmscenario, 1962)
- Mandarijnen op zwavelzuur (essays, 1964)
- Het sadistische universum (essays, 1964)
- Zwarte Handel (collages, 1965)
- Nooit meer slapen (roman, 1966).
- Een wonderkind of een total loss (verhalen, 1967)
- Wittgenstein in de mode (essay, 1967, latere aangevulde druk onder de titel Wittgenstein in de mode en Kazemier niet)
- Overgebleven gedichten (poëzie, 1968)
- Fotobiografie (autobiografie, 1969)
- De laatste resten tropisch Nederland (reisbeschrijving, 1969; zie Passantenliteratuur)
- Hollywood (reisnotities, 1970)
- Van Wittgenstein tot Weinreb (essays, 1970)
- Herinneringen van een engelbewaarder (roman, 1971)
- King Kong (gevolgd door wat Nederland niet op de televisie mocht zien, televisiespel, 1972)
- Hellebaarden (Citaten uit het werk van Hermans, verzameld en ingeleid door Frans A. Janssen, 1972)
- Het evangelie van O. Dapper Dapper (roman, 1973)
- Periander (toneel, 1974)
- Onder professoren (roman, 1975)
- Dinky toys (aforismen, 1976)
- De raadselachtige Multatuli (biografie, 1976)
- Boze brieven van Bijkaart (columns, 1977)
- Machines in bikini (essays, 1977)
- Houten leeuwen en leeuwen van goud (essays, 1979)
- Ik draag geen helm met vederbos (essays, 1979)
- Scheppend Nihilisme (interviews, bijeengebracht door Frans Janssen, 1979)
- Dood en weggeraakt (novelle, 1980)
- Filip's sonatine (novelle, 1980)
- Homme's hoest (novelle, 1980)
- Uit talloos veel miljoenen (roman, 1981)
- Geijerstein's dynamiek (novelle, 1982)
- Mandarijnen op Zwavelzuur. Supplement (polemische stukken, 1983)
- Klaas kwam niet (essays, 1983)
- Waarom schrijven (verhaal, 1983)
- De zegelring (novelle, 1984)
- De liefde tussen mens en kat (essay, 1985)
- Relikwieën en documenten (essay, 1985)
- Koning Eenoog (fotoboek, 1986)
- Het boek der boeken, bij uitstek (essay, 1986)
- Een heilige van de horlogerie (roman, 1987)
- Door gevaarlijke gekken omringd (columns, 1988)
- De schrijfmachine mijmert gekkepraat (geschiedenis van de schrijfmachine, 1989)
- Au pair (roman, 1989)
- Wittgenstein (essays, 1990)
- Naar Magnitogorsk (novelle, 1990)
- Vincent literator (essays, 1990)
- De laatste roker (korte verhalen, 1991)
- Gitaarvissen en banjoklokken (reisverslag, 1991)
- In de mist van het schimmenrijk (boekenweekgeschenk, 1993, later verschenen als Madelon in de mist van het schimmenrijk)
- De aardappel van de dood (lezing, 1993)
- Slechte kritieken gaan nooit verloren, goede ook niet, sinds kort (toespraak en essay, 1993)
- Een foto uit eigen doos (foto's, 1994)
- Malle Hugo. Vermaningen en beschouwingen (essays, 1994)
- Ruisend gruis (roman, 1995)
- Tuin in Brussel (gedichten,1996, illegale uitgave van op 8 december 1945 in De Baanbreker verschenen poëzie)
- Het grote medelijden (verzamelde novellen, 2002)
- De weerspannige slaper (essays, 2004)
- Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar. Brieven aan Geert van Oorschot (briefwisseling, 2004)
- Richard Simmillion. Een onvoltooide autobiografie (autobiografische novellen, 2005)
- Volledige Werken 1. Romans. Conserve. De tranen der acacia's (2005)
- Volledige Werken 7. Verhalen en novellen. Moedwil en misverstand. Paranoia. Een landingspoging op Newfoundland en andere verhalen (2006)
- Volledige Werken 12. Beschouwend werk. Boze Brieven van Bijkaart. Houten leeuwen en leeuwen van goud (2006)