Tweede Spaanse Republiek
Vlag | Wapen |
---|---|
Vlag van Spanje |
|
Kaart | |
Hoofdstad | Madrid |
Regeringsvorm | republiek |
Staatshoofd | president |
Dynastie | n.v.t. |
Bestaan | 1931-1939 |
Ontstaan uit | Koninkrijk Spanje |
Opgegaan in | Koninkrijk Spanje |
Oppervlakte | 504.782 km² |
Inwoners | |
Taal | Spaans, Catalaans, Baskisch |
Religie | voornamelijk Rooms-Katholiek |
Munteenheid | peseta |
Volkslied | Himno de Riego |
De Tweede Spaanse Republiek duurde van 14 april 1931 tot 1 april 1939 (hoewel de monarchie in Spanje pas in 1947 werd hersteld).
Inhoud |
[bewerk] Republiek
De gemeenteraadsverkiezingen die in Spanje eind april 1931 werden gehouden liepen uit in een overwinning voor de republikeinen en socialisten die zich eind 1930 in San Sebastian hadden verenigd in een Voorlopige Republikeinse Regering onder Niceto Alcala Zamora. De kiezers waren erg teleurgesteld in de monarchie, omdat koning Alfonso XIII van Spanje in de jaren twintig de dictator generaal Miguel Primo de Rivera had gesteund.
Op 14 april 1931 deed koning Alfonso XIII troonafstand en werd de Tweede Spaanse Republiek uitgeroepen (ter onderscheiding van de Eerste Spaanse Republiek die van 1873 tot 1874 duurde). De katholieke en gematigd republikeinse Niceto Alcala Zamora werd de minister-president van een interim-regering. Miguel Maura (zoon van een minister-president) werd minister van Binnenlandse Zaken, de linkse-republikein Manuel Azaña werd minister van Defensie, terwijl de gematigde socialist Indalecio Prieto financiën beheerde.
Catalonië verkreeg een autonome status met kolonel Francesc Macià als president. Baskenland werd autonomie in het vooruitzicht gesteld, evenals andere Spaanse regio's.
In oktober 1931 traden Alcala Zamora, Maura en enkele andere ministers terug uit onvrede over de antiklerikale wetgeving. Desondanks aanvaarde Zamora in december van dat jaar het presidentsambt.
Bij de verkiezingen van oktober behaalden de linkse-republikeinen en de sociaaldemocraten (PSOE) een verkiezingsoverwinning. Manuel Azaña vormde daarop een coalitiekabinet bestaande uit linkse- en gematigde-republikeinen en de PSOE. Zamora werd president.
De regering-Azaña was antiklerikaal en antimilitaristisch. Zij greep niet in wanneer de katholieke kerk werd lastiggevallen. Veel hogere legerofficieren keerden zich tegen de antimilitaristische regering in Madrid. Baskenland ergerde zich aan het feit dat de autonome status zo lang op zich liet wachten.
Bij de oktoberverkiezingen van 1933 behaalden de centrum-rechtse CEDA een (nipte) overwinning. De CEDA was een samenwerkingsverband tussen de alfonsistische monarchisten, de conservatieven, de conservatieve republikeinen, agrariërs en sommige katholieke partijen. José Antonio Primo de Rivera, de oprichter van de semi-fascistische Falange werd in de Cortes gekozen. De nieuwe premier werd de leider van de Radicale Partij, Alejandro Lerroux. Lerroux, niet helemaal vrij van corruptie, nam echter niet de CEDA op in de regering, maar de CEDA verleende haar steun via de Cortes.
[bewerk] Staking
In oktober 1934 weigerde de CEDA-voorzitter Gil Robles om de regering nog langer vanuit de Cortes te steunen, waarop zij viel. Lerroux vormde nu een regering waarin de CEDA wel vertegenwoordigd was. Uit onvrede over de CEDA deelname aan de regering en over het beleid van de regering-Lerroux, brak er een staking uit. De Catalaanse regering, nu o.l.v. Lluis Companys, riep de onafhankelijkheid uit. Deze werd spoedig onderdrukt, maar in enkele mijnwerkersstreken gaven de stakers zich niet over. Lerroux schakelde toen generaal Francisco Franco en kolonel Astray in om de opstand te breken. Eind oktober 1934 was de staking overal gebroken. Honderden mensen belandden in de gevangenis, waaronder de Catalaanse regering.
[bewerk] Volksfront-regering
In januari 1936 werd door de initiatieven van Manuel Azaña en de Spaanse communistische partij PCE het Volksfront opgericht. De Izquierda Republicana (van Azaña), de PSOE (van Francisco Largo Caballero), de PCE, de Catalaanse Esquerra, de Republikeinse Unie Partij (van Diego Martinez Barrio) en enkele kleinere socialistische en republikeinse partijtjes vormden het Frente Populare (Volksfront).
De CEDA, de agrariërs, de alfonsisten en de rechtse republikeinen en andere centrum-rechtse partijen verenigden zich in het Nationaal Front.
Bij de februariverkiezingen van 1936 behaalde het Volksfront nipt de overwinning, op de voet gevolgd door het Nationaal Front. Manuel Azaña werd opnieuw minister-president. De communisten - in Spanje slechts een zeer kleine partij - werden buiten de regering gehouden. De nieuwe regering leunde vooral op de sociaal-democratische PSOE, de Izquierda en de vakbond UGT. Reeds in april 1936 dwongen de linkse partijen de gematigde president Niceto Alcala Zamora tot aftreden. Zamora werd opgevolgd door Azaña. Santiago Casares Quiroga, een partijgenoot van Azaña, werd minister-president.
Baskenland verkreeg eindelijk een autonome status. José Aguirre, de voorzitter van de Baskische nationale partij (PNV) werd voorzitter Baskenland.
[bewerk] Opstand van de militairen
Het leger, dat de centrumrechtse regering van Lerroux steunde, keerde zich spoedig tegen de linkse regering van Azaña. Hoewel Azaña - een bourgeois-liberaal - geen socialist was en ook geen sympathieën had in die richting, werd hij door de (rechtse) militairen afgeschilderd als een gevaarlijke communist.
Op 17 juli en 18 juli 1936 pleegde het leger o.l.v. generaal Emilio Mola een staatsgreep. Deze lukte slechts ten dele. In Madrid en Barcelona werden de opstandelingen - nationalisten genaamd - binnen 24 uur verslagen. Noordwest- en Zuid-Spanje (+ Spaans Marokko) vielen in handen van de nationalistische legers.
Azaña ontsloeg premier Casares en benoemde de gematigde Diego Martinez Barrio tot diens opvolger. Martinez moest onderhandelen met de opstandelingen en bood Emilio Mola de post van Defensie aan in een eventueel te vormen regering aan (waar de PSOE geen deel van zou gaan uitmaken). Mola weigerde echter. Hierop brak de Spaanse Burgeroorlog uit. Deze zou tot 1 april 1939 duren.
In september 1936 werd Francisco Largo Caballero, de held van de arbeiders, minister-president. Hierna radicaliseerde de strijd. De nationalisten kozen in 1937 generaal Francisco Franco tot voorzitter van de Junta (Emilio Mola was omgekomen bij een vliegtuigongeluk).
Op 11 mei 1937 trad Largo Caballero als premier af. Zijn partijgenoot Juan Negrin, een man met Sovjet-sympathieën, werd premier. De Spaanse Republiek raakte afhankelijk van de militaire steun uit de Sovjet-Unie. President Azaña vreesde dat wanneer de republikeinen de oorlog zouden winnen, Spanje communistisch zou worden.
[bewerk] Einde van de Spaanse Republiek
De regering van de republiek was sinds 1936 uit veiligheidsoverwegingen gevestigd in Barcelona. Later vestigden ook de autonome regering van Baskenland onder president José Aguirre zich in Barcelona. In Barcelona waren de anarchisten en de trotskisten oppermachtig. Dit beperkte de bewegingsruimte van de regering. Pas toen de anarchisten (CNT) en de trotskisten (POUM) met Sovjet-hulp waren uitgeschakeld kreeg de regering weer wat meer invloed, die zij echter moest delen met de door de Sovjet-Unie gesteunde communisten van de PCE en de linkse socialisten.
Vanaf eind 1938 verloor de republirek steeds meer grondgebied. Op 27 februari 1939 weken de presidenten van Spanje, Baskenland en Catalonië uit naar Frankrijk. Alleen premier Negrin bleef nog enige tijd in Barcelona maar verkoos uiteindelijk ook de ballingschap in Frankrijk.
Kolonel Segismundo Casado, de commandant van Madrid vreesde dat de communisten en premier Negrin een coup zouden plegen. Om hun voor te zijn pleegde hijzelf een staatsgreep en installeerde een militaire raad met generaal José Miaja, de opperbevelhebber van de republikeinse troepen. Miaja en Casado onderhandelden met de nationalisten van Franco over een evacuatie van de republikeinse troepen naar Frankrijk en Mexico. Hij kreeg echter geen toestemming en op 1 april 1939 werd Madrid door de nationalisten veroverd. Een paar dagen later vielen Valencia en Barcelona waarna de republiek ten einde kwam.
In ballingschap werd de republiek nog door een klein aantal republikeinse politicus voortgezet. Deze regering werd door een aantal landen, waaronder Mexico en Joegoslavië, erkend als enige wettige Spaanse regering. In 1977, na de terugkeer van de democratie, werd deze regering opgeheven.
[bewerk] Politici
- Niceto Alcala Zamora, president
- Manuel Azaña, president
- Diego Martinez Barrio, interim-president + premier
- Francisco Largo Caballero, premier
- Santiago Casares Quiroga, premier
- Juan Negrin, premier
- Francesc Macià, president Catalonië
- José Aguirre, president Baskenland
- Lluis Companys, president Catalonië
[bewerk] Militairen
- Generaal José Miaja (opperbevelhebber)
- Kolonel Segismundo (bevelhebber Centraal-Spanje en Madrid)
[bewerk] Partijen en vakbonden
- PSOE (socialisten)
- Izquierda Republicana (linkse-republikeinen)
- Esquerra (Catalaanse nationalisten)
- Republikeinse Unie Partij (gematigde republikeinen)
- Partido Republicana Conservador (rechtse-republikeinen)
- PCE (communisten)
- POUM (trotskistische communisten)
- CNT (anarchistische vakbond)
- FAI (Iberische anarchisten)
- UGT (gematigde socialistische vakbond)
- Estat Catala (Catalaanse nationalisten)
- PNV (Baskische nationalisten)
[bewerk] Zie ook
- Eerste Spaanse Republiek
- Spaanse Republiek