Richard Strauss
Richard George Strauss (München, 11 juni 1864 — Garmisch-Partenkirchen, 8 september 1949) was een Duitse componist en dirigent. Hij is niet verwant aan de walsenkoningen uit Wenen.
[bewerk] Leven
Richard Strauss woonde aanvankelijk in München, waar zijn vader hoornist was. Richard kreeg op zijn vierde jaar al pianolessen en ontpopte zich al vroeg als een muzikaal talent. Strauss kreeg op jonge leeftijd al een grondige opleiding (1875-1881) en vervulde van 1886 tot 1924 een aantal belangrijke posten als dirigent. Richard Strauss geldt als muzikale erfgenaam van Hector Berlioz en Franz Liszt in zijn orkestwerken en van Richard Wagner in zijn opera's. Hij bezat een fabelachtige kennis van het orkest en een opmerkelijk talent om buitenmuzikale zaken in muziek om te zetten. Strauss bewerkte Berlioz' instrumentatieleer. Zijn werk kenmerkt zich door briljante instrumentatie en rijke polyfonie en behoort tot het hoogtepunt van de muziek in de Late Romantiek.
In 1885 werd hij dirigent in Meiningen, en in 1886 werd hij dirigent aan het Hoftheater in München. Zijn eerste werken waren zogenaamde symfonische gedichten. Deze zijn te omschrijven als programmamuziek waarin een verhaal ('gedicht') te horen is. Sommige van de symfonische gedichten van Richard Strauss waren ook op bestaande gedichten of andere literaire werken gebaseerd. Een van de eerste symfonische gedichten van Richard Strauss was het vierdelige 'Aus Italien' (1886). Daarna volgden 'Macbeth' (1888), 'Don Juan' (eveneens 1888), 'Tod und Verklärung' (1889), 'Till Eulenspiegel' (1895), 'Also sprach Zarathustra' (1896), 'Don Quichote' (1897), 'Ein Heldenleben' (1898), 'Sinfonia Domestica' (1903) en 'Eine Alpensinfonie' (1915).
Richard Strauss legde zich vanaf 1893 tevens toe op het componeren van opera's. Zijn eerste opera's, 'Guntram' (1893) en 'Feuersnot' (1901), waren niet erg succesvol. De doorbraak kwam in 1905 met 'Salome', op de letterlijk in het Duits vertaalde tekst van het toneelstuk van Oscar Wilde, dat handelt over de onthoofding van Johannes de Doper. Het succes en de opbrengst van 'Salome' waren gigantisch. Strauss heeft er zijn buitenhuis in Garmisch-Partenkirchen, in de Beierse Alpen, van gekocht. In dat huis is hij tot zijn dood in 1949 met zijn vrouw Pauline (met wie hij in 1894 getrouwd was) blijven wonen.
Na 'Salome' componeerde Strauss wederom een opera op een bewerking van Sophokles' drama: 'Elektra'. Dit was tevens het begin van een zeer succesvolle samenwerking met de tekstdichter Hugo von Hofmannsthal.
Bij het componeren van zijn opera's en andere vocale muziek (liederen) ondervond hij veel steun van zijn vrouw, die een verdienstelijk sopraan was, en die hem daarom nutige stemtechnische adviezen uit de eerste hand kon geven. Richard Strauss toonde in zijn opera's een grote voorliefde voor hoofdrollen door sopranen. In 'Der Rosenkavalier' zijn de drie grootste rollen zelfs voor sopranen.
De derde grote opera van Strauss en Von Hofmannsthal was 'Der Rosenkavalier' (1910), wellicht het allergrootste succes uit het leven van Strauss. De samenwerking met Von Hofmannsthal ging daarna verder in 'Ariadne auf Naxos', een opera in een opera.
Het laatste grote werk van de twee was 'Die Frau ohne Schatten'. Na de voltooiing hiervan overleed Von Hofmannsthal. Strauss moest op zoek naar andere librettisten, maar een hechte samenwerking als met Von Hoffmansthal kwam niet meer tot stand.
Tegen het einde van leven componeerde hij Metamorphosen en Die vier letzte Lieder op gedichten van o.m. Hermann Hesse.
In de Tweede Wereldoorlog leidde de - laten we zeggen - tolerante houding van Strauss ten opzichte van het naziregime wereldwijd tot kritiek. Hoewel Strauss ook na de Tweede Wereldoorlog een gewaardeerd componist en dirigent bleef, is die kritiek nooit geheel weggenomen.
Richard Strauss trad als dirigent éénmaal in Nederland op. In Nederland was Willem Mengelberg een trouw pleitbezorger van zijn werken. "Ein Heldenleben" (1900) is zelfs aan zijn Concertgebouworkest opgedragen. De meester overleed, met zijn vrouw en zoon aan zijn zijde, op 8 september 1949 in zijn huis in Garmisch-Partenkirchen.
Dit huis is daar tot op de dag van vandaag aanwezig en behoort toe aan zijn nakomelingen. Het is niet voor het publiek toegankelijk.
Het oeuvre van Strauss omvat:
- opera's:
- orkestwerken:
- Aus Italien (1886),
- Don Juan (1888),
- Tod und Verklärung (1889),
- Till Eulenspiegels lustige Streiche (1895),
- Also sprach Zarathustra (1896),
- Don Quichote (1897),
- Ein Heldenleben (1898),
- Sinfonia domestica (1903),
- Eine Alpensinfonie (1915),
- Metamorphosen (1945).
- soloconcerten
- Concert voor hoorn en orkest nr. 1
- Concert voor hoorn en orkest nr. 2 (1942)
- Duet-concertino voor klarinet en fagot met strijkers
- Burleske voor piano en orkest (1885).
De Burleske werd eerst Scherzo genoemd en kreeg geen opusnummer. Dirigent Hans von Bülow had het stuk voor onspeelbaar verklaard. Strauss zelf beoordeelde het als "nonsens", tot hij het in 1890 aan zijn vriend Eugen d'Albert liet zien, een van de grootste pianisten uit die tijd en leerling van Franz Liszt. Deze stond erop om het werk uit te voeren. Het is een vrolijk, bijzonder afwisselend muziekstuk, dat ongeveer 17 minuten duurt.
Beroemd zijn verder zijn zeer vele liederen (met piano- of orkestbegeleiding), met name zijn Vier letzte Lieder (1949). Hij schreef verder balletmuziek. De suite Der Bürger als Edelmann is een orkestsuite geïnspireerd op Molière's Le bourgeois gentilhomme. Strauss schreef ook kamermuziek, onder andere een sonate voor viool en piano. Zijn Symphonie (op. 7) is voor houtblazers geschreven.