Kreeftachtigen
Kreeftachtigen | |||||
---|---|---|---|---|---|
Pissebed (voorzijde) |
|||||
Taxonomische indeling | |||||
|
|||||
Onderstam | |||||
Crustacea Brünnich, 1772 |
De kreeftachtigen (Crustacea) vormen een substam van geleedpotige dieren. De kreeftachtigen worden ook wel schaaldieren genoemd, niet te verwarren met de schelpdieren die tot de weekdieren behoren.
De kreeftachtigen zijn een zeer diverse groep dieren die van een totale lichaamslengte van enkele millimeters tot soms een spanwijdte van de scharen van drie meter kunnen bereiken. Kreeften en krabben behoren tot de grootste dieren van deze substam; de meeste soorten zijn veel kleiner. Lang niet alle kreeftachtigen hebben scharen, en de meeste kreeftachtigen worden onterecht 'kreeft' genoemd, zoals de langoest. Ook worden kleinere soorten echte kreeften juist als 'garnaal' aangemerkt, terwijl alleen soorten uit de infraorde Caridea garnalen zijn.
Inhoud |
[bewerk] Anatomie
Kreefachtigen hebben een relatief hard uitwendig pantser van chitine, dat bij kreeften en krabben veel kalk bevat. Als gevolg daarvan is het pantser nauwelijks rekbaar en is vervelling noodzakelijk om te kunnen groeien. Aan de kop, die soms met het borststuk is vergroeid, zitten twee paar voelsprieten. Wat betreft de poten, monddelen, kieuwstructuren en algemene anatomie is er een breed scala aan allerlei mogelijke vormen bij de kreeftachtigen. Sommige groepen, zoals de eendenmosselen en de zeepokken lijken eerder op een tweekleppige dan op een kreeftachtige.
Een bijzonderheid bij de kreeftachtigen is dat het aantal poten kan verschillen, in tegenstelling tot alle insecten (6 poten) en spinnen (8 poten). Kreeftachtigen hebben tussen de 10 (5 paar) en de 14 (7 paar) poten, de soorten die tien poten hebben behoren tot de decapoda of tien (deca) potigen (poda). Bij veel soorten kreeftachtigen, met name de kleinere soorten, is het aantal poten moeilijk te zien omdat ze zijn aangepast tot zwem-, grijp- of looppoten. Ook kunnen andere uitsteeksels op poten lijken, zoals de monddelen of soms de kieuwen. Bij de miljoen- en duizendpoten komen verschillende potenparen ook voor, maar deze krijgen er iedere vervelling meer.
[bewerk] Ontwikkeling
Ook de larvale stadia van kreeftachtigen wijken af van die van bijvoorbeeld insecten of spinnen. De eerste larve (nauplius-larve) van kreeftachtigen is vaak vrijzwemmend en zeer klein, en behoort bij veel soorten de eerste tijd tot het zoöplankton. Het larvestadium kent meestal meerdere fases, soms wel vier, waarbij de larve steeds een andere gedaante krijgt, de meeste soorten hebben bizarre uitsteeksels of sterk vergrote ogen en lijken in niets op dieren die het larvale stadium hebben verlaten. Dit zijn echter nog geen geslachtsrijpe exemplaren, deze zogenaamde post-larvale dierjes lijken al wel sterk op de ouders maar moet nog enkele keren verschalen (vervellen) voordat het volwassen is en zich kan voortplanten. Bij Peracarida heet deze postlarve een manca.
Kreeftachtigen leven hoofdzakelijk in zee, maar soorten uit diverse groepen zijn ook in zoetwater of op land te vinden, al mogen deze soorten worden beschouwd als uitzondering. Op het land wordt de plaats van kreeftachtigen overgenomen door de insecten. Met name de heremietkreeften, pissebedden en vlokreeftjes zijn bekende landbewonende soorten, veel krabben en kreeften houden het wel enige tijd uit op het land maar overleven de droge lucht niet lang. Alle kreeftachtigen ademen namelijk met kieuwen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld insecten met hun stelsel van tracheën. Dit maakt alle soorten gevoelig voor uitdroging.
[bewerk] Voedsel
De meeste grotere kreeftachtigen zijn veelal aaseters, ze struinen de bodem van de zee af op zoek naar dood of rottend materiaal. Ook zachtere dieren als wormen worden vaak gegeten, evenals schelpdieren die met de scharen gekraakt worden. De zware bepantsering en vaak grote scharen maakt sommige soorten geduchte vijanden.
Kleinere kreeftachtigen, zoals garnalen, zeekomma's, vlokreeftjes en aasgarnalen leven over het algemeen van plankton, algen en rottend materiaal, maar er zijn ook soorten die deels of geheel op kleine prooien jagen.
Kreeftachtigen zijn een onmisbare bron van voedsel voor veel andere dieren. Een aantal soorten vissen, schildpadden, vogels, salamanders en in zee levende zoogdieren als walvissen zouden niet bestaan zonder de Crustacea. Een voorbeeld is de vuursalamander, die als larve afhankelijk is van kreeftachtigen. De wulp, de kanoet en de flamingo zijn voorbeelden van vogels die grote hoeveelheden kreeftachtigen wegwerken.
Ook de mens vist commercieel op grote schaal op verschillende soorten kreeftachtigen, zie hiervoor kreeft als voeding.
[bewerk] Indeling
Er worden zes klassen van Crustacea erkend:
- Branchiopoda (o.a. watervlooien)
- Remipedia
- Cephalocarida
- Maxillopoda (o.a. eendenmosselen, eenoogkreeftjes en karperluizen)
- Ostracoda (mosselkreeftjes)
- Malacostraca (o.a. kreeften, krabben, garnalen en zeekomma's)
[bewerk] Zie ook
Bron(nen): |
|