Juan Luis Vives
Juan Luis Vives (Valencia, 6 maart 1492 – Brugge, 6 mei 1540) was een Spaanse geleerde die vrijwel zijn hele actieve leven in de Nederlanden woonde.
[bewerk] Biografie
Zijn joodse ouders waren tot het christendom bekeerd. In 1509 ging hij studeren aan de universiteit van Parijs. Teleurgesteld over het scholastieke onderwijs aldaar vestigde hij zich in 1512 in Brugge, in het huis van de Valentijnse koopman Bernardo Valdaura, met wiens dochter Margarita hij in 1524 trouwde. In 1517 werd hij als huisleraar toegevoegd aan de 19-jarige bisschop van Kamerijk, kardinaal Guillaume de Croÿ, die dat jaar aartsbisschop van Toledo werd. De twee verhuisden in 1517 naar Leuven, waar Vives als gastdocent aan de universiteit werd toegelaten en zijn vriendschap met Erasmus bestendigde. In 1521 kwam Croÿ om. Aan Vives werd in 1522 een professoraat in Alcalá aangeboden, maar een terugkeer naar Spanje was onmogelijk: Vives’ vader viel dat jaar in handen van de Inquisitie vanwege zijn vermeende terugval in het jodendom en werd in 1524 ter dood veroordeeld. Op grond van dezelfde beschuldiging werd het lijk van Vives’ reeds gestorven moeder in 1529 opgegraven en op de brandstapel gezet.
Van 1523 tot 1528 woonde Vives afwisselend in Brugge en in Engeland, waar hij Grieks doceerde in Oxford en aan het hof van koning Hendrik VIII en Catharina van Aragón verkeerde; in 1527 werd hij opvoeder van hun dochter, de latere koningin Maria Tudor. Omdat hij de kant van Catharina koos toen Hendrik van haar wilde scheiden, moest hij Engeland in 1528 verlaten. De laatste twaalf jaar van zijn leven, die zijn productiefste waren als auteur, sleet hij voornamelijk te Brugge, al verbleef hij vanaf 1537 ook geregeld te Breda, aan het hof van de Nassaus, als huisleraar van Mencía de Mendoza. Zijn vriendschap met Erasmus bekoelde gaandeweg; zijn beste vrienden waren Frans van Cranevelt en de Engelse humanist Thomas More. Vives werd begraven in de St.-Donaaskerk in Brugge. Zijn vrouw Margarita overleed in 1552 en werd naast hem bijgezet. Kinderen hebben zij niet gekregen. Het grafschrift van Vives luidde:
Hier is begraven meester
Jan Ludovicus Vives
geboren van Valencia in spagnien
hie overleet
anno MDXL den VI in meye
[bewerk] Betekenis in de geschiedenis
Vives geldt als de grootste Spaanse geleerde van de 16e eeuw. Na Erasmus was hij de belangrijkste vertegenwoordiger van het humanisme in de Nederlanden. In vergelijking met Erasmus was Vives een meer stelselmatig denker, met grotere aandacht voor filosofische en historische vraagstukken. Bij het nageslacht is hij vooral als opvoedkundige bekend gebleven.
[bewerk] Bibliografie
Zijn belangrijkste pedagogische werken zijn:
- De institutione feminae christianae (1524; over de opvoeding van vrouwen),
- De ratione studiis puerilis (1523),
- Introductio ad sapientiam (1524),
- De disciplinis (1531; historisch overzicht van de wetenschappen en richtlijnen voor hun modernisering),
- Linguae latinae exercitatio (1538; leerboek Latijn).
Op filosofisch gebied zijn te noemen:
- In pseudodialecticos (1519; tegen de scholastieke redeneerkunst)
- De anima et vita (1538; wijsgerig-psychologische verhandeling).
Maatschappelijke kwesties behandelde Vives in
- De subventione pauperum (1526; project voor de armenzorg)
- en enkele pacifistische geschriften.
- Zijn theologische hoofdwerk De veritate fidei christianae werd postuum uitgegeven door Cranevelt (1543).