Boomheiligdom
Boomheiligdommen zijn de heilige plaatsen van verschillende bevolkingsgroepen verspreid over de hele wereld. Bij deze heilige bomen komt en kwam men om de goden te vereren, te bidden of te offeren. Deze plekken werden meestal alleen bezocht als heiligdom en werden verder met rust gelaten.
In Europa waren het met name de Kelten die heilige bomen hadden alwaar ze hun rituelen uitvoerden ten behoeve van hun religie. De Kelten gebruikten vooral de Eik en de Linde die ze als heilig zagen. Daarnaast bestonden er Lapjesbomen (Koortsbomen) en Spijkerbomen die een genezende werking zouden hebben. Toen de Christelijke kerk in de vroege Middeleeuwen begon met de kerstening van Nederland en België werden vele heilige bomen omgehakt om plaats te maken voor een kerk of kapel.
Er zijn nog enkele tientallen heilige bomen overgebleven vooral in de zuidelijke delen van Nederland en België, zoals de:
- Heilige Eik van Den Hout
- Lapjesboom te Overasselt
- Spijkerbomen (breukenbomen) van Yde
- Lapjesboom te Breda in het Liesbos
- Luthereik te Wittenberg
Ook de Germanen hadden een heilige boom, de wereldboom Yggdrasil.
In India zijn er ook heilige bomen waar er lappen stof en kledingstukken in worden gehangen, waarmee men genezing probeert te vragen.
Wichelroedelopers zijn bij heilige bomen vaak op zoek naar leylijnen, omdat die daar zouden kruisen.
Bomen en hele bossen waren vaak toegewijd aan godinnen en houden verband met de Moedergodincultus. De Heilige Maria verscheen ook nogal eens in een boom. Vaak werden kapelletjes met Mariabeelden in bomen aangebracht. Naast bomen waren ook grotten en genezende bronnen aan godinnen gewijd.