Booggraad
Een booggraad of kortweg ook graad is een niet-SI meeteenheid voor hoeken. De SI eenheid van 'hoek' is de radiaal. Een booggraad is per definitie het 1/180-ste deel van een gestrekte hoek. Hieruit volgt dat een booggraad overeenkomt met pi/180 radialen.
Een booggraad kan worden ingedeeld in 60 boogminuten, die elk 60 boogseconden hebben. Soms worden ook decimale fracties van booggraden gebruikt.
De notatie behorend bij de booggraad is het ° symbool: 5°. Boogminuten worden aangeduid met een enkele apostrof, en boogseconden met twee: bijvoorbeeld 5° 6' 8" voor 5 booggraden, 6 boogminuten en 8 boogseconden.
De booggraad wordt onder andere in de astronomie gebruikt om de plaats (de declinatie, noord-zuid) van hemelobjecten aan te duiden door middel van hemelcoördinaten. De rechte klimming (oost-west) wordt overigens in uren, minuten en seconden aangegeven, waarbij de hele cirkel 24 uren beslaat.
Wiskundig bezien werd met de graad oorspronkelijk de boog bedoeld die de zon per dag langs het hemelgewelf aflegt. Dit houdt in dat men de ecliptica - de schijnbare zonsweg langs de hemel - in 365 graden zou moeten verdelen. De oude Babyloniërs verdeelden de cirkel evenwel in 360 delen, zijnde het product van de getallen 12 (het aantal maanden van het jaar) en 30 (het aantal dagen per maand). Zie in dit verband ook de geschiedenis van de kalender.
Zo werd de graad het 60e deel van een sextant en bleef men bij de verdere onderverdeling bij het 60-tallige stelsel. Op deze manier ontstonden minuten en seconden (afkortingen van gradus minuti primi en gradus minuti secundi). De aanduidingen hiervoor werden de enkele en dubbele komma's als symbolen die uitsluitend de boogminuten en -seconden betreffen. Vreemd genoeg werd daaraanvolgend tot op heden de seconde verder 10-delig verdeeld. In de geodesie is de decimale verdeling wél naast de 60-delige in gebruik genomen.