Tjalk
De tjalk is een zeilend vrachtschip voor de binnenwateren en kent vele uitvoeringen.
De naam tjalk werd in de 17e eeuw voor het eerst gebruikt om schepen met ronde boeg aan te duiden.
Inhoud |
[bewerk] Kenmerken
- lang, smal en ondiep van bouw,als een afgeronde doos.
- volle ronde boeg en ronde kimmen
Op een paar uitzonderingen na hadden zij één mast en voerden een gaffeltuig, en waren voorzien van zijzwaarden. Zij werden zowel in hout als ijzer, en later van staal gebouwd. Oorspronkelijk zeilend werden ze in latere jaren voorzien van mechanische voortstuwing.
Door soms sterke verschillen in uiterlijk, uitvoering, herkomst en gebruik, kregen tjalken vaak een daaraan verbonden naam. Voorbeelden zijn:
- Paviljoentjalk, naar het uiterlijk
- Koftjalk, naar de uitvoering
- Groninger tjalk, naar de herkomst
- Beurttjalk, naar gebruik
[bewerk] Soorten
- Boltjalk: Een lichte, in ijzer gebouwde tjalk met een ronde kop (geen zichtbare stevens) in plaats van ronde boegen.
- Beurttjalk: Een tjalk in gebruik voor de beurtvaart, wat inhoudt dat de lading is verkregen via de schippersbeurs. Via deze beurs werd hoofdzakelijk was de aanvoer van grondstoffen voor fabrieken en afvoer van producten geregeld, variërend van aardappelmeel tot zand en grind.
- Dektjalk : Een tjalk zonder roef of paviljoen. het woongedeelte was onderdeks. Deze werden hoofdzakelijk in noordelijke provincies gebouwd. Daardoor hebben de meeste dektjalken een Groninger of Friese bouwwijze.
- Groninger tjalk:Een tjalk met als kenmerk de brede huidgangen, zowel in staal als de houten uitvoeringen, de huid gangen kwamen wel in een hoek tegen de stevens, maar die hoek was kleiner dan bij de friese tjalken.Ze werden gebouw voor de vaart in de veenkolonien en waren relatief smal en ondiep. de ijzeren tjalken die werden gebouwd voor de wadden en sontvaart waren veel groter en forser, 80 tot 140 ton.
- Friese tjalk: Of skûtsje een kleine (max 18m) dektjalk voor de kleinere waterwegen in Friesland. Kenmerkend zijn de smalle huidgangen die onder een grote hoek samenkomen bij de stevens. Hetzelfde geldt voor de berghouten. Het skûtsje is een uitgesproken onderdeel van de friese folklore, met als gevolg dat het in deze tijd een bijna heilige status verkregen heeft. Het is echter niet terechtom de skûtsje als de maatstaf voor de gehele tjalken familie te beschouwen (is wel interessant genoeg voor een eigen pagina).
- Hektjalk: Een oud type tjalk waarbij het boeisel achter boven de boegen omhoog doorloopt en een driehoek vormt waardoor de roerkoning loopt. Ook Statietjalk genoemd. Er bestaat nog maar één exemplaar van,de "Vier Gebroeders" en is eigendom van het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen.
- Hollandse tjalk:Deze voornamelijk te Woubrugge gebouwde tjalk heeft net als de Friese smalle huidgangen die in een kleine hoek bij de stevens samenkomen, de berghouten echter komen horizontaal tegen de stevens en geven dit type zijn eigen aanzicht.
- Koftjalk:'Een in Groningen gebouwde tjalk voor de wadden en sontvaart die echter een scherp (s vormig) achter onderwaterschip hadden en een smallere en hogere kielplank.
- Oostzeetjalk:
- Paviljoentjalk:'Een Tjalk met een verhoogd achterdek waaronder zich de schippers woning bevond, deze schepen werden voornamelijk in zuidholland gebouwd.
- Zuid-Hollandse tjalk: zie Hollandse tjalk.
[bewerk] Verspreidingsgebied
De Tjalk was algemeen en kwam voor in een gebied dat zich uitstrekte van de Oostzee tot NoordFrankrijk en Engeland. Het was zeker in de 18e en 19e eeuw in de Nederlanden het werkpaard en manus van alles van het transport op het water. Met de grotere exemplaren werd ook kustvaart bedreven.
[bewerk] Tegenwoordig
Heden zijn er in ons land nog een groot aantal, hooftzakelijk in ijzer en staal gebouwde tjalken aanwezig. Vaak onherkenbaar als woonschip, maar ook vaak mooi gerestaureerd als pleziervaartuig of als charterschip.
[bewerk] zie ook
[bewerk] Literatuur.
- Loomeijer Frits R. Met zeil en Treil, de tjalk in binnen en buitenvaart.
- Het Peperhuis: uitgave van het zuiderzee museum.
- Loon F.N van, Handleiding tot den burgelijken scheepsbouw. Workum 1838.
{{{afb_links}}} | Zeilboottypes | {{{afb_groot}}} | |
---|---|---|---|
Nederlandse historische typen: Buis - Crabschuyt - Crayer - Damloper - Eiker - Fluit - Friesemaatkast - Gaffelaar - Hagenaar - Hoeker - - Heude - Hulk - Kaag - Kofschip - Kogge - Otter - Pink - Poon - Potschip - Praam - Smalschip - Snouw - Retourschip - Steilsteven - Snik - Tjalk - Waterschip - Westwerling - Wijdschip - Zetteboot - Zeilkast - Zomp Bruine vloot: Aak - Bolschepen - Botter - Hoogaars Kwak - Punter - Schokker - Schouw - Skûtsje Buitenlands historische typen: Balant - Barh - Dhow - Ewer - Galei - Galjas - Galjoen - Jonk - Karveel - Klipper - Kraak - Linieschip - Naveel - Schoener - Seyken - Xebec Zeegaande typen: Bark - Barkas - Barkentijn - Brigantijn - Brik - Fregat - Korvet - Kotter - Logger - Schoener - Windjammer Sport en recreatie : 16m2 - 420 - 470 - BM - Catamaran - Centaur - Europe - FD - FJ - Flash - J22 - J24 - Jol - Laser - Lelievlet - Mirror - Optimist - Randmeer - Schakel - Sloep - Sailhorse - Soling - Solo - Splash - Stern - Trimaran - Valk - Vaurien - Vrijheid |