Snik
Een snik was een zeilschip met één mast voor de binnenvaart. Dit was een populair scheepstype voor de beurtvaart. Aangezien deze schepen in nauwe vaarten en bij windstilte vaak (door mensen) getrokken werden, wordt de snik in veel woordenlijsten ten onrechte als synoniem voor trekschuit gegeven. Alleen in de provincie Groningen was het gebruik van snikken als trekschuiten algemeen.
Inhoud |
[bewerk] Kenmerken
Het was klein (7 meter) open (met uitzondering van Groninger snik) vaartuig met bazaantuig, rechte vallende stevens op een lancetvormig vlak en sterke overeenkomst met de Schokker en de punter.
Een snik was ook een vissersschip met twee masten, in gebruik in het waddengebied. Het was in de 17e eeuw al in gebruik op de waddeneilanden en in de havens van (Noord-)Friesland en Groningen. Zij werden hoofzakelijk in Dokkum gebouwd.
[bewerk] Ondertypes
[bewerk] Groninger snik
In tegenstelling tot de andere types snikken, waren Groninger snikken geen zeilschepen. Groninger snikken werden gejaagd, zoals trekschuiten. Daarvoor hadden deze scheepjes speciale mast, waaraan jaagtouw bevestigd werd. Doordat de jaagtouw hoog bevestigd werd, had men bij het jagen geen problemen met de struiken, boompjes en andere obstakels langs de oever. De Groninger snik had twee mastkokers, één aan iedere kant, zodat uitneembare mast aan de zijde waar het paard liep geplaatst kon worden.
De Groninger snik kende drie bemanningsleden. De schipper of snikkevaarder stond aan het roer, de knecht bij de mast en de snikjong of het jagertje liep naast het paard. Vooral de knecht moest goed opletten dat de lijn, waarmee het paard met de mast verbonden was, niet bleef haken. De snik kon een snelheid halen van zeven kilometer per uur.
Groninger snikken werden gebruikt voor vee-, vracht-, en reizigersvervoer.
Uiterlijk werden Groninger snikken gekenmerkt door de sterk voorover hellende voorsteven en een smalle achtersteven die loodrecht uit het water kwam.
Groninger snikken werden in 17de eeuw voor het eerst vermeld. Tot aan de eeuwwisseling van 19de-20de eeuw werden ze van hout gebouwd, daarna van het staal. Later werden sommige stalen snikken tot de jachten omgebouwd, terwijl oudere houten snikken volledig verdwenen zijn.
[bewerk] Friese snik
Anders dan de Groninger snikken waren de Friese snikken wél zeilschepen. Zeiluitrusting van de Friese snik bestond uit een grootzeil en een klein gaffel. In tegenstelling tot de Groninger snik had de achterkant van de Friese snik vollere, tjalkachtige vormen. Ook had Friese snik geen grote roef, maar wel luikenkap en een klein kajuitje aan de achterkant.
Friese snikken werden voornamelijk als beurtschepen gebruikt.
Friese snikken werden zowel van hout als van staal geboud. Later werden sommige stalen Friese snikken tot de jachter omgebouwd, terwijl één houten Friese snik in Zuiderzeemuseum te Enkhuizen bewaard wordt.
Zoals de naam al doet vermoeden, werden Friese snikken in Friesland gebouwd en gebruikt.
Friese snikken wogen 15 à 30 ton.
[bewerk] Kenmerken grote snik
Deze was meer dan 10 meter (42 voet) groot, vrij zwaar van bouw (circa 39 ton) en een volle kop, met steile licht gebogen steven, een doorlopend dek, en een bun. Aan de voorste mast voerden zij een spriettuig met fok en kluiver, aan de achtermast (bezaan) een driehoekig zeil met boom.
|Moeke, moak de kovvie kloar,
snikke komt van Stad.
Wie hebt zo'n laange raize doan
en nog gain kovvie had.
|Moeder, zet de koffie klaar,
de snik komt uit de stad.
We hebben zo'n lange reis volbracht
en nog geen koffie gehad. |}
-
- Gronings snikliedje
[bewerk] Bronnen
- Vissers van Wad en gat, S.J. van der Molen.
- R. Martens & F. Loomeijer. Binnenvaarschepen. Uitgeverij de Alk, Alkmaar, 1977. ISBN 90 6013 692 6
{{{afb_links}}} | Zeilboottypes | {{{afb_groot}}} | |
---|---|---|---|
Nederlandse historische typen: Buis - Crabschuyt - Crayer - Damloper - Eiker - Fluit - Friesemaatkast - Gaffelaar - Hagenaar - Hoeker - - Heude - Hulk - Kaag - Kofschip - Kogge - Otter - Pink - Poon - Potschip - Praam - Smalschip - Snouw - Retourschip - Steilsteven - Snik - Tjalk - Waterschip - Westwerling - Wijdschip - Zetteboot - Zeilkast - Zomp Bruine vloot: Aak - Bolschepen - Botter - Hoogaars Kwak - Punter - Schokker - Schouw - Skûtsje Buitenlands historische typen: Balant - Barh - Dhow - Ewer - Galei - Galjas - Galjoen - Jonk - Karveel - Klipper - Kraak - Linieschip - Naveel - Schoener - Seyken - Xebec Zeegaande typen: Bark - Barkas - Barkentijn - Brigantijn - Brik - Fregat - Korvet - Kotter - Logger - Schoener - Windjammer Sport en recreatie : 16m2 - 420 - 470 - BM - Catamaran - Centaur - Europe - FD - FJ - Flash - J22 - J24 - Jol - Laser - Lelievlet - Mirror - Optimist - Randmeer - Schakel - Sloep - Sailhorse - Soling - Solo - Splash - Stern - Trimaran - Valk - Vaurien - Vrijheid |