Sloep
Een sloep is een klein scheepstype dat op het dek van een groter schip werd meegevoerd.
Inhoud |
[bewerk] Kenmerken
Er zijn geen vaste kenmerken voor de rompvorm aan te geven, omdat dit overal ter wereld verschilde, hoewel in onze omgeving de rechte kielbalk (over het grootste deel van de lengte van de boot) wel als gemeenschappelijk kenmerk wordt genoemd. Plaatselijke vissers maakten de sloepen zelf, of marine-autoriteiten lieten ze maken naar eigen ontwerp. De vroege houten sloepen werden uitsluitend geroeid.
[bewerk] Visserijsloep (amerikaans)
Deze werden met meerdere tegelijk meegevoerd op het dek van een vissersschip. Op de visgronden aangekomen werd er (met handlijnen) van uit de sloepen gevist. Het grote schip deed dienst als transport- en bewerkingsschip. De moderne naam hiervoor is fabriekschip.
[bewerk] Vissloep (nederlands)
Deze chaloupe genoemde scheepjes werden gebouwd naar frans model en in 1817 in de zuiderlijke Nederlanden ingevoerd voor de haring- en kabeljouwvangst. Zij waren voorzien van een bun omdat deze vis vers moest worden aangevoerd (versvaart). Ze had een scherpe rechtstaande steven en plat achterschip. De meeste werden gebouwd in Middelharnis, maar ook in Vlaardingen en Pernis. Na 1890 werden ze ook in ijzer gebouwd. Ze werden groter met een overhangende spiegel en hogere kimmen en 2 masten met staande, gaffelzeilen. Ingericht voor de beugvisserij voldeden ze niet meer voor de versvaart, en die rol werd overgenonen door de logger (Fr lougre).
[bewerk] Marinesloep
De gebruikelijke naam hiervoor is werksloep. Op de zeilschepen van de marine werden verschillende sloepen mee gevoerd, die naast het hoofdluik achter de grote mast op bokken waren geplaatst. De grootste was de barkas. Ze werden met takels buiten boord gehesen en dienden verschillende doelen: als anker behandeling / buitenwerks onderhoud en zelfs als sleepboot bij windstilte. Ook werden hiermee landingsdivisies uitgestuurd. Als het schip gevechtsklaar werd gemaakt werden de sloepen met zeewater gevuld dat werd gebruikt om een beginnende brand snel te kunnen blussen.
[bewerk] Reddingssloep
De verzamelnaam voor de 'bij boten' die op veel schepen worden meegevoerd om de opvarende te kunnen bergen bij een ramp met het schip. Kenmerkend is de kabelaring: een tros (dik touw) dat rondom de sloep aan het dolboord (de bovenzijde) van de scheepswand is vastgemaakt. Hierin waren lussen gesplitst (vastgevlochten) die dienden om de sloep te tillen, en in het water om aan vast te klampen door drenkelingen. De sloepen die op de huidige passagiersschepen worden gevoerd zijn veelal voorzien van een eigen voortstuwingsinstallatie, en bevatten alle noodzakelijke dingen om hun inzittenden geruime tijd in leven te houden.
[bewerk] Statiesloep
Ook koningssloep genoemd. Deze was bestemd voor het vervoer van hooggeplaatse personen. Ze was lang en smal van vorm: 1:5. Het voorste deel bood plaats aan de roeiers en het achterdeel aan de gasten. Vaak was dit voorzien van een baldakijn of statie.
[bewerk] Moderne sloep
Heden ten dage worden er nog veel kleine scheepjes voor de pleziervaart gebouwd en ook nog nieuw ontworpen, die sloep worden genoemd. Vaak hebben die ook een tros om het dolboord, maar die doet dan dienst als stootwil. De verdikking om de boeg is afkomstig van de sleepvaart en wordt leguaan genoemd.