Stola (liturgie)
deel van de serie over Kerkelijk Gerei |
|
Waaronder de: |
|
Gebruikt in de Liturgie |
|
Liturgisch vaatwerk |
|
Paramenten |
|
Kelkgerei |
|
Kerklinnen |
|
Kerkinterieur |
|
Liturgische boeken |
|
Overige |
De stola of stool is één van de paramenten die gedragen worden tijdens de liturgie in de rooms-katholieke Kerk. De stola behoort tot de zogenaamde insignia, liturgische kleding die aangeeft welk specifiek ambt de drager bekleedt.
De diaken draagt de stola schuin over één schouder, waarbij de uiteinden op de heup aan de andere kant met een lintje aan elkaar worden bevestigd. (De subdiaken droeg en draagt geen stola.) De priester droeg vóór het Tweede Vaticaans Concilie in de Tridentijnse ritus de stola om de hals met de uiteinden gekruist voor de borst, terwijl de bisschop de uiteinden recht naar beneden liet hangen. Tegenwoordig dragen bisschop en priester de stola op dezelfde manier, namelijk met de uiteinden recht naar beneden afhangend. Waar de Tridentijnse ritus behouden bleef, houdt de priester het gekruiste dragen van de stola aan.
De stola wordt over de albe gedragen en op zijn plaats gehouden door de cingel. De kazuifel wordt er overheen gedragen.
In de liturgisch onduidelijke periode van de jaren zeventig en tachtig van de 20e eeuw ontstond de overstola (klerikaal dialect: overboordstola) die over het kazuifel gedragen wordt. Dit is echter volgens de rubrieken géén toegestaan kledingstuk.
In de Oosters-Orthodoxe Kerken is het equivalent van de stola de Epitrachelion.