Slagschip
Een slagschip is een groot oorlogsschip, dat voornamelijk tussen 1906 en 1945 werd gebruikt. Na de Tweede Wereldoorlog raakten ze in onbruik, afgezien van korte oplevingen tijdens de Korea-, Vietnam- en Golfoorlogen. Slagschepen waren tussen de ca. 18.000 en 65.000 ton groot en zijn bewapend met acht tot tien kanons1 van zwaar kaliber (305 - 406 mm), opgesteld in twee- en/of drielingtorens.
- 1 bij de marine spreekt men in meervoud van kanons.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
Door het gebruik van stoom en staal ontstonden in de 2e helft van de 19e eeuw de pantserschepen (pantserkruisers, pantserdekkruisers en verwanten). Nog geheel in de traditie uit de zeiltijd met rijen kanons die door het boord aan weerszijden van het schip staken. Aan dek waren dan nog twee tot vier kanons van een zwaarder type opgesteld, al dan niet in tweelingtorens (dit wil zeggen: twee kanons in één geschuttoren). De geschuttoren (ook: affuit), stond op rails, zodat het zowel naar bak- als stuurboord gedraaid kon worden.
Tegen het einde van de 19e eeuw waren dergelijke pantserschepen in grootte en gewicht al toegenomen tot ca. 7000 ton en de grootsten onder hen werden al 'slagschepen' (Engels: battleships) genoemd.
Het oude gebruik om meerdere rijen kanons van verschillende kalibers boven elkaar te plaatsen werd nutteloos bevonden: in een zeeslag zijn het namelijk voornamelijk de zware kanons die het gevecht op langere afstand voeren. Beter was het dus om het aantal lichtere kanons te beperken en de vrijgekomen draagkracht van het schip te benutten voor zware kanons.
In 1906 steldde de Royal Navy het eerste 'moderne' slagschip in dienst: de Dreadnought. Een slagschip met 10 kanons van 12 inch (305 mm) in 5 dubbeltorens. De Dreadnought was sneller en beter gepantserd dan zijn tijdgenoten. Deze voordelen waren overigens niet uitsluitend verkregen door te beperken op de lichtere kanons: het schip was met ca. 18.000 ton groter dan elke tijdgenoot.
De Dreadnought zette aan tot een nieuwe wapenwedloop. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog had elke respectabele zeemacht meerdere van dergelijke schepen in dienst. De grootsten al boven 30.000 ton. Bij het einde van de oorlog waren al schepen van meer dan 40.000 ton in aanbouw.
Het Vlootverdrag van Washington beperkte in 1922 de grootte van slagschepen tot 35.000 longton, hetgeen de marines beperkingen oplegde bij het ontwerpen: aan bepantsering, bewapening of actieradius moesten concessies worden gedaan.
- Volgens sommigen zou het vlootverdrag daardoor mede hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van vliegdekschepen. Zeker is dat Japan zeer veel aandacht aan dat type schip besteedde, wellicht mede ingegeven door het feit dat Japan gerechtigd was slechts 60% van de tonnage aan slagschepen te bouwen die was toegestaan aan de Verenigde Staten en Engeland.
In 1936 werden de beperkingen opgeheven en al snel werden veel grotere slagschepen gebouwd in de Verenigde Staten (45.000 ton) en Japan (64.000 ton). De zwaarste bewapening die in het Interbellum werd gevoerd, waren kanons van 381 mm (15 inch). De Amerikanen gebruikten later nog geschut van 406 mm (16 inch) en de Japanners 460 mm (18.1 inch) aan boord van hun grootste schepen. Deze grote slagschepen zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog nauwelijks ingezet. De zeeslagen werden vooral door het luchtwapen beheerst en bij diverse confrontaties met vliegtuigen en/of vliegdekschepen dolf het slagschip het onderspit. Mede daarom zijn, kort na de Tweede Wereldoorlog, de meeste slagschepen uit dienst gesteld. Even zijn ze nog gebruikt in de Korea- en Vietnam-oorlogen als drijvend geschutplatform voor kustbombardementen.
[bewerk] De Tweede Wereldoorlog:
Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelden de slagschepen tot 1942 een belangrijke rol. Admiraals van zowel de geallieerde mogendheden als de as mogendheden zagen het slagschip in het begin van de oorlog als voornaamste wapen. Enkele opvallende uitzonderingen waren de Japanse admiraal Yamamoto en Amerikaanse admiraal Halsey, vooral de eerste zag de mogelijkheden van het luchtwapen tegen vijandelijke schepen.
In het begin van de Tweede Wereldoorlog werd er opvallend veel gebruikgemaakt van slagschepen om vijandelijke schepen te vernietigen:
- Op 17 september 1939 brachten de Duitse slagschepen Scharnhorst en Gneisenau het vliegkampschip Glorious en twee torpedobootjagers tot zinken. Beide slagschepen zouden gezamenlijk gedurende de oorlog nog 22 koopvaardijschepen vernietigen.
- Op 13 april 1940 bracht het Britse slagschip Warspite samen met andere schepen 8 Duitse torpedobootjagers tot zinken.
- Op 3 juli 1940 werd de Franse Bretagne tijdens de Slag bij Mers El Kebir tot zinken gebracht door een aanval van Britse slagschepen.
- Op 9 juli 1940 vond de Slag bij Calabria plaats, waarbij Italiaanse en Britse slagschepen enkele minuten schoten uitwisselden.
- In maart 1941 brachten de Britse slagschepen Warspite, Barham en Valiant met enkele escorterende eenheden de Italiaanse zware kruisers Zara, Pola en Fiume tot zinken
- Op 24 mei 1941 bracht het Duitse slagschip Bismarck in de Slag bij Straat Denemarken het Britse slagschip Hood tot zinken.
- Op 27 mei 1941 werd de Bismarck zelf tot zinken gebracht, nadat het slagschip 2 uur lang was beschoten en buiten gevecht was gesteld door de slagschepen Rodney en King George V.
Na de aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941 door Japanse vliegtuigen vanaf vliegkampschepen werd er ernstig getwijfeld aan het slagschip. De oude slagschepen Pennsylvania, Tennessee en Maryland raakten licht beschadigd en de oude slagschepen Arizona, Oklahoma, West Virginia, California en Nevada werden tot zinken gebracht. Nu de Amerikaanse vloot zonder slagschepen zat in de Grote Oceaan bleven alleen de vliegkampschepen over die toevallig op 7 december 1941 niet aanwezig waren in Pearl Harbor.
Op 10 december 1941 kregen de geallieerden nog een zware schok te verwerken toen het slagschip Prince of Wales en de slagkruiser Repulse tot zinken werden gebracht door Japanse vliegtuigen bij Malakka.
Gedurende het jaar 1942 kwamen zo langzamerhand de zes nieuwe Amerikaanse slagschepen North Carolina, Washington, South Dakota, Indiana, Massachusetts en Alabama in dienst en stonden er nog eens vier Iowa-klasse slagschepen op stapel. De Britten bouwden de 2 King George V-klasse slagschepen Howe en Anson af.
- Op 8 november 1942 opende de Massachusetts het vuur op het onvoltooide Franse slagschip Jean Bart tijdens de Slag om Cassablanca. Het Franse slagschip dat al eerder was getroffen door twee bommen van Amerikaanse vliegtuigen, werd door vijf granaten van de Massachusetts getroffen en zonk in de ondiepe haven. Daarna opende de Massachusetts het vuur op andere Franse schepen die pogingen ondernamen om de landingsschepen aan te vallen.
- Op 15 november 1942 raakten de Amerikaanse slagschepen Washington en South Dakota betrokken bij een zeeslag rond Guadalcanal, waarbij de Japanse slagkruiser Kirischima en een torpedobootjager tot zinken werden gebracht. Zelf verloren de Amerikanen 3 torpedobootjagers en raakte de South Dakota licht beschadigd.
- Op 26 december 1943 werd het Duitse slagschip Scharnhorst door het Britse slagschip Duke of York en escorterende eenheden tot zinken gebracht. Dit was de laatste actie tussen slagschepen in Europese wateren.
- Op 24 november 1944 vond de laatste actie tussen slagschepen plaats, waarbij de inmiddels herbouwde Pearl Harbor-veteranen West Virginia, Tennessee, Maryland en California het Japanse slagschip Yamashiro in de grond boorden tijdens de Slag bij Surigao.
[bewerk] Moderne typen
[bewerk] Iowa klasse
De vier schepen van de Iowa klasse zijn de grootste slagschepen (45.000 ton) die de Amerikaanse marine heeft gebouwd. Ze kwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog in gebruik en zijn kort daarna uit dienst gesteld. In tegenstelling tot veel andere slagschepen werden ze echter niet gesloopt maar in reserve genomen en goed onderhouden. Tijdens de oorlogen in Korea en Vietnam kwam de USS New Jersey weer tijdelijk in dienst en werd gebruikt als geschutplatform.
Na 1980 mocht de Amerikaanse marine alle eenheden van de Iowa-klasse in dienst stellen. Zij werden voorzien van modern afweergeschut, lucht- en zeedoelraketten en Tomahawk-kruisraketten. Met hun zware artillerie zijn ze nog ingezet voor kustbombardementen in Libanon en Irak. In de jaren negentig van de 20e eeuw zijn ze weer uit dienst genomen. Thans zijn de Missouri, Wisconsin en New Jersey opengesteld voor het publiek als museumschepen. Hetzelfde lot wacht de Iowa over enkele jaren.
[bewerk] Slagkruisers
Kort na de introductie van de Dreadnought verscheen ook de slagkruiser. Een schip met dezelfde zware bewapening, maar met een verminderd pantser. Het vrijgekomen gewicht werd ditmaal gebruikt om zwaardere machines te installeren teneinde kruisersnelheid te halen. Een misrekening zoals in de Eerste Wereldoorlog bleek. Omdat de slagkruisers dezelfde bewapening voerden en net zo oogden als de slagschepen werden ze in de linie gebruikt waar ze slecht bestand bleken tegen zware granaten. Tijdens de Zeeslag bij Jutland gingen aan Engelse zijde drie slagkruisers verloren, maar vooral door zwakheden in de constructie. Eén Duitse slagkruiser werd opgegeven en door de eigen bemanning tot zinken gebracht. Sommige snelle slagschepen werden na de Eerste Wereldoorlog nog wel aangeduid als slagkruisers (zoals de Duitse Scharnhorst en Gneisenau).
[bewerk] Nederland
De Koninklijke Marine heeft nooit slagschepen gehad uit het zogenaamde Dreadnought tijdperk. Wel waren kort voor de Eerste Wereldoorlog plannen om 9 slagschepen van 24.600 ton te bouwen met een hoofdbewapening van 8 kanons van 14 inch (355.6 mm). De bouw werd als gevolg van de oorlog geannuleerd. In 1939 werden opnieuw plannen gemaakt voor 3 slagschepen van 28.000 ton met 9 kanons van 28 cm. In februari 1940 werd met de bouw begonnen. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, 3 maanden later, werd andermaal de bouw stopgezet. Het ontwerp van deze schepen was grotendeels gebaseerd op dat van de Duitse Scharnhorst klasse. Het plan was binnen de marinetop trouwens niet onomstreden, diverse stafofficieren wilden het beschikbare budget liever besteden aan meerdere kleinere schepen als torpedobootjagers en kruisers en aan vliegtuigen. Hun bezwaar was o.a. dat de bouwtijd erg lang zou gaan duren en het moeite zou gaan kosten dergelijke grote schepen te bemannen.
Het grootste pantserschip dat bij de Koninklijke Marine in dienst is geweest is de pre-dreadnought De Zeven Provinciën van 5.644 ton en 2 kanons van 280 mm.
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Externe links
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden in de categorie Battleships van Wikimedia Commons. |