Vereniging Natuurmonumenten
De Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, kortweg: Vereniging Natuurmonumenten of Natuurmonumenten, is een Nederlandse natuurbeschermingsorganisatie die natuurgebieden in Nederland aankoopt en beheert.
De vereniging had anno 2004 366 gebieden in beheer, met een gezamenlijke oppervlakte van 88.500 hectare (dit is even groot als 27% van de provincie Zuid-Holland). Het grootste natuurmonument is De Wieden (5847 hectare), het kleinste Fort Ellewoutsdijk (1 ha). De vereniging bezit verder 1700 gebouwen, waarvan er 250 provinciaals of rijksmonument zijn.
In 2006 telt de organisatie 873.000 leden. In 2001 was er een record-aantal van 975.000 leden. Het hoofdkantoor is gevestigd in 's-Graveland.
Inhoud |
[bewerk] Statutaire doelstelling
"De vereniging heeft ten doel het behoud en beheer van in natuurwetenschappelijk en landschappelijk opzicht belangrijke terreinen in Nederland met de zich daarop bevindende monumenten van geschiedenis en kunst, in het bijzonder die, bedoeld in artikel 1 van de Monumentenwet. Dit geschiedt zowel ter wille van de natuur zelf als ten behoeve van het geestelijke en lichamelijke welzijn van de mens.
Haar streven is mede gericht op:
- Het bevorderen van het behoud en het herstel van natuur en landschap;
- Het bevorderen van de zuiverheid van water, bodem en lucht alsmede het beschermen van de stilte;
- Het bevorderen van het besef dat de mens hiervoor verantwoordelijkheid draagt."
(Bron: Statuten Vereniging Natuurmonumenten, art. 2)
[bewerk] Ontstaan en Geschiedenis
De Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland werd op 22 april 1905 te Amsterdam opgericht.
Aanleiding tot de oprichting was het voorstel van B& W van de gemeente Amsterdam, in november 1904, om de 'waardeloze, onvruchtbare' plassen van het Naardermeer met stadsafval te dempen. Het was de Amsterdamse onderwijzer en natuurminnaar Jac. P. Thijsse die hiertegen in verzet ging. Thijsse kende het vogelrijke meer, als een van de zéér weinigen, door de roeitochtjes die hij er geregeld ondernam. Hij begon ermee brieven rond te sturen, daarin stelde hij voor om het Naardermeer gewoon maar aan te kopen. Dit alles was vrijwel vergeefse moeite.
De Nederlands Ornithologische Vereniging uitte zich sceptisch over de haalbaarheid om het meer te redden, de directie van Artis zag het zelfs als een onbegonnen onderneming. Maar in de dagbladen kwam een drukke discussie op gang. In december 1904 besloot de Nederlandse Natuurhistorische Vereniging om zich in een schrijven tot de gemeenteraad te wenden. Deze vereniging voerde als argument aan dat het Naardermeer een grote esthetische en 'natuurhistorische' waarde bezat; waarmee de rijke flora en fauna bedoeld werd.
OP 12 december 1904 geeft Thijsse in zijn rubriek in het Algemeen Handelsblad nog eens blijk van zijn verontrusting en spoort hij de lezer aan zich het lot van het meer aan te trekken. Zijn vriend Eli Heimans valt hem bij in De Groene Amsterdammer. Een paar dagen later, 14 december, werden de plannen in de raad besproken. Aan de schoonheid van het Naardermeer werd geen aandacht geschonken. Evenmin telden de natuurhistorische bezwaren. De hoofdstedelijke politici toonden een blinde vlek voor de wezenlijke bezwaren die de natuurbeschermers eerder naar voren hadden gebracht. Het gevaar dat de Vecht door vervuild grondwater zou worden verontreinigd werd echter wél uitvoerig besproken, -Thijsse had ook al op de gevaren van bodemverontreiniging gewezen.
Uiteindelijk gaf het financiële aspect de doorslag om niet tot demping over te gaan; het voorstel werd met 20 tegen 18 stemmen afgewezen.
Niet vanuit een twintigste-eeuwse overweging tot natuurbehoud, maar omwille van een negentiende-eeuwse centenkwestie was het Naardermeer voorlopig van de ondergang gered.
De Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, al in 1901 opgericht, besteedde vervolgens op 2 januari 1905 aandacht aan de hele kwestie, aangespoord door Thijsse die inmiddels lid was geworden van het bestuur. Later die maand werd een besluit genomen om een bijeenkomst te beleggen voor geïnteresseerde instellingen. Het doel was om eendrachtig te komen tot de 'stichting van een lichaam' terwille van het 'behoud van Natuurmonumenten'. Concreter: voor 'het aankopen en in eigen beheer nemen van Natuurmonumenten'.
Zeventien organisaties richtten in de middag van zaterdag 22 april 1905, in de Kleine Restauratie van Artis, de 'Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland' op.
De florist Heukels zat de vergadering voor. De eerste voorzitter van de nieuwe vereniging werd de entomoloog dr J.Th. Oudemans.
Door de plotselinge bekendheid die het Naardermeer kreeg, werd de eigenaar, de familie Rutgers van Rozenburg, door allerlei personen benaderd. De familie besloot daarop het Naardermeer publiek te veilen. De vereniging probeerde de familie van dit nieuwe onheil af te houden, maar stond zelf met lege handen. Nu leek het voorgenomen behoud van het natuurmonument toch nog vergeefs te zijn: het meer zou worden geveild en verkocht.
De biedingen vielen echter tegen, er werd niets verkocht. Een commissie van Natuurmonumenten ging vervolgens snel aan de slag om de opbrengsten van het meer (riet, vis, jacht, turf) te berekenen, men wilde in staat zijn de rente en de aflossing van een hypothecaire lening te bekostigen. Op 25 april 1906 besloot de vereniging een obligatielening uit te schrijven. Op 3 september 1906, bijna anderhalf jaar na de oprichting van de vereniging, werd het Naardermeer voor een koopsom van 150 duizend gulden aan Natuurmonumenten overgedragen.
Het Naardermeer is het eerste natuurreservaat in Nederland.
De Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten is daarmee de eerste organisatie in Nederland die zich op het praktische terrein van natuurbescherming begaf, door aankoop en beheer van gronden. Niet mogen die landgoedeigenaren echter worden vergeten, die reeds eerder beschermende maatregelen op hun terreinen troffen tot behoud van bijzondere planten, dieren en vogels, voor welke zij een liefhebbend oog hadden.
[bewerk] De vereniging ontplooit zich
De insectendeskundige dr Oudemans was een enthousiast wetenschapsman en heel lang ook een praktisch steunpilaar van de jonge vereniging. De eerste propagandabrochure -zo weten wij uit een geschrift van Thijsse- schreef Oudemans. Deze eerste voorzitter bracht de folders ook zelf rond aan de deuren van de Heren- en Keizergracht.
Dat was nog in 1905, vlak na de verenigingsoprichting, en nog vóór de aankoop van het Naardermeer. Thijsse schreef: Onze eerste oproep om leden en steun had een tamelijk poover resultaat gehad. Heel goede menschen noemden onzen opzet hersenschimmig. Van de circulaires die we gestuurd hadden aan de leden van de Tweede en Eerste Kamer en aan verschillende hooggeplaatste overheidspersonen kwamen er nog geen half dozijn terug met een aanmelding voor lidmaadschap of donateurschap. Maar wij wanhoopten niet.
De algemene vergadering van 23 december 1905 trok in maart 18 personen. Daar kon de secretaris de mededeling doen van één donateur en 86 leden. Er was een schenking van f. 122,- binnengekomen. Er werd een omvangrijk bestuur ingesteld, dat bestond uit twaalf personen. Thijsse werd 1e secretaris.
Op de algemene ledenvergadering van 21 februari 1906 -hier gaven alweer 19 personen blijk van hun aanwezigheid- werd het huishoudelijk reglement vastgesteld. Op 31 maart 1906 verkregen de statuten koninklijke goedkeuring.
Jac.P. Thijsse, dr H.W. Heinsius, prof. dr J. Ritzema Bos en dr J.Th. Oudemans waren aanvankelijk de belangrijkste personen.
Later speelden -met immer Thijsse in het gezelschap- twee andere figuren een cruciale rol in de vereniging.
Op de voorgrond trad mr. P.G. van Tienhoven. Hij had enige jaren biologie gestudeerd en stond bekend als 'vogelenpiet'. Hij zou jarenlang een krachtig stempel drukken op het beleid van de vereniging. Hij werd in 1907 penningmeester, later speelde hij een centrale rol onder het voorzitterschap van Oudemans. Van Tienhoven zou internationaal uitgroeien tot een belangrijk natuurbeschermer (onder andere door de oprichting van de Nederlandse Commissie voor Internationale Natuurbescherming in 1925 en voorzitter van het Office Internationale pour la Protection de la Nature). Pas in 1927 volgde hij Oudemans als voorzitter op.
Van Tienhoven had veel relaties in de financiële wereld. In het belang van de vereniging wist hij steeds opnieuw bij anderen een beroep te doen op geldelijke steun. Velen gaven spontaan in de vorm van giften en leningen. Met het geld van vermogende lieden en andere gulle gevers verkreeg de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten een behoorlijke financiële grondslag. De natuurbescherming kon in die dagen niet bij voorbaat rekenen op overheidssteun, zoals pas vele jaren later het geval zou zijn.
Van Tienhoven zag wel in dat inkomsten uit het terreinbezit dé basis vormde voor de instandhouding van het groeiende bezit aan landgoederen en natuurterreinen: de houtverkoop, de pacht van de jacht, de rietverkoop. Op deze manier geëxploiteerd, zou de vereniging de meer 'wetenschappelijke' reservaten als heidevelden en vogelbroedplaatsen kunnen onderhouden. Een methode tot een verantwoorde aanschaf van natuurterrein bestond er uit om allereerst een schatting te maken van wat het nieuwe terrein kon opbrengen. Daarna werd beslist hoe de aankoop gefinancierd moest worden.
Van Tienhoven stond op het standpunt dat de verwerving van 'wandeloorden' gunstig was. Dan kon je, zo redeneerde hij, het volk op de gedachte brengen van de natuurbescherming. Dit bracht hem wel eens in conflict met de wetenschappelijk aangelegden binnen de vereniging. Die wilden alleen de biologisch interessante terreinen aankopen, al spraken die dan ook minder tot de verbeelding van het publiek.
De vereniging deed in die jaren nog geen rechtstreeks beroep op het grote publiek. Op 'Jan met de pet' oefende de wat elitair aandoende vereniging geen aantrekkingskracht uit. Het algemeen verbreide analfabetisme stond de propaganda voor natuurbescherming trouwens in de weg. De vereniging kon dus nog niet bogen op maatschappelijk 'draagvlak'. De groep die belang stelde in de natuurbescherming was klein, maar invloedrijk: het ging om vermogenden, of geschoolde mensen.
Het kantoor van de vereniging was jarenlang op één kamer gehuisvest, in het assurantiekantoor van Van Tienhoven, Rokin 69 te Amsterdam. In 1919 volgde een verhuizing naar de Nederlandse Lloyd, Herengracht 260/266. In 1927 trok Van Tienhoven naar Herengracht 540. In 1928 had de vereniging een eigen kantoorgebouw, Reguliersgracht 9, pal tegenover de woning Van Tienhoven op de Herengracht. Ruimtegebrek noopte de vereniging in 1946 te verhuizen, dit keer naar het gebouw van Hajenius, Rokin 92-96. Na Van Tienhovens overlijden, in 1953, verhuisde de vereniging opnieuw naar het ruime pand op Herengracht 540, dat Van Tienhoven aan de vereniging had nagelaten. Sinds 1975 zetelt Natuurmonumenten op het landgoed Schaep en Burgh in 's-Graveland.
[bewerk] Het beheer van de eerste bezittingen
Van Tienhoven leerde tijdens een bezoek aan Texel in 1912 de vogelkenner J. Drijver kennen. Drijver kan als derde drijvende kracht van de vereniging genoemd worden. In 1913 trad hij als (eerste) administratieve medewerker in dienst van de vereniging.
Op de broedplaats de Bol op Texel kwamen in 1906 grote sterns tot broeden, de vogel had zich lange tijd niet op het eiland laten zien. De vereniging slaagde erin het eierzoeken op de Bol te pachten. Natuurlijk om er de eieren met rust te laten. De koeien van de boer vertrapten echter alle nesten, de tweede natuurbeschermingsactie van de vereniging te velde mislukte jammerlijk. In hetzelfde najaar werd het terrein geveild en verkocht, weer greep de vereniging mis. Het eerste bezit op Texel verwierf de vereniging in 1909. Het was broedplaats de Staart in de polder Waalenburg. De koopsom werd door vrienden aan de vereniging geschonken.
De derde aankoop betrof een bosgebied. In een bestuursvergadering in 1910 sprak Oudemans de vrees uit dat het Leuvenumse bos bij Ermelo onder de bijl van de houthakker zou vallen. Het bos stond te koop. Een lening werd uitgeschreven voor de aankoop tegen f. 250.000, de obligatielening werd, zo kreeg het bestuur te horen, met f. 90.000 overtekend.
Onderwijl dreigde kaalslag op de Veluwezoom. Op het landgoed Haganau zou de houtopstand geveild worden. In november 1910 werd een optie verkregen voor de aankoop van het landgoed tegen een bedrag van f. 405.000, zonder kosten. In korte tijd werd aan f. 104.000 aan obligaties geplaatst.
De verkoper liet, alle partijen ten kantore van de notaris in Arnhem bijeen, en sterk weifelend over de transactie, de optie om 12 uur precies verlopen. Van Tienhoven wist de situatie de volgende dag te redden. Hij bezocht de eigenaar, de heer mr. F. Reekers, op in zijn woning te Amsterdam. Het bleek dat het Reekers grote moeite kostte afstand te doen van zijn geliefde bezit. Tienhoven bezwoer hem dat Natuurmonumenten alles zou doen om het bosgebied goed te beheren; de verkoop ging alsnog door! Op 11 februari 1911 vond de overdracht plaats van Hagenau, een maand later verwierf de vereniging het Leuvenumse bos.
In de zomer van 1912 was een exploitatie-maatschappij van plan de bossen rond de vennen bij Oisterwijk te vellen. In deze gemeente ontstond grote beroering over het dreigende verlies van de bossen. Met medewerking van de gemeente Tilburg, en later ook 's-Hertogenbosch en de provincie Noord-Brabant, kon de vereniging onder toezegging van financiële steun, overgehaald worden tot aankoop van de bossen en de vennen. Voor het eerst werd met geld uit de publieke kas in Nederland een natuurgebied aangekocht.
Ook zegde de Nederlandse Natuurhistorische Vereniging 'in Holland' een leningbedrag toe. Voor aankoop van 157 hectare was totaal f. 91.500 nodig. Er werden weer voldoende obligaties geplaatst, en wat meer was: er stroomden bovendien nog eens voor tienduizend gulden aan giften binnen. Een deel van de bosvennen bij Oisterwijk vielen op 27 februari 1913 in handen van de vereniging. Later, op 23 september 1915, werden deze uitgebreid met nog andere gebieden.
[bewerk] Bronnen
- Ruimte voor natuur, 1986, dr H.P. Gorter
- Zinkviooltjes en zoetwaterwieren, 1993, Marga Coesél
- En dan: Wat is natuur nog in dit Land? -natuurbescherming in Nederland 1880-1990, 1995, Henny van der Windt
- Tijdschrift De Levende Natuur, 1927, blz. 360, Jac.P. Thijsse
- www.uba.uva.nl
- Vijftig jaar natuurbescherming, gedenkboek, 1956, 2e druk
- Vakblad Natuur Bos Landschap, augustus 2005.
- De koek lokt de burger naar buiten, de natuurbeweging dankt veel aan autodidactisch veldbioloog Jac. P. Thijsse, Sander Voormolen, NRC Handelsblad 10-6-2005
[bewerk] Organisatie
[bewerk] Het bestuur
Het bestuur van de vereniging draagt de eindverantwoordelijkheid voor het gevoerde beleid. Een bestuurslid wordt voor een periode van vier jaar gekozen en kan zich eenmalig herkiesbaar stellen.
Het bestuur komt regelmatig bijeen om bijvoorbeeld verwervingen te bespreken en goed te keuren. Andere belangrijke agendapunten zijn onder andere het financiële beleid van de vereniging, de maatschappelijke positiebepaling, de natuurontwikkelingsvisies, het organiseren van regionale ledenbijeenkomsten en de samenwerking met andere organisaties.
[bewerk] De vereniging
Natuurmonumenten kent als vereniging dertien districten: de twaalf provincies en de gemeente Amsterdam. De leden in een district kiezen afgevaardigden voor de Verenigingsraad. Deze raad is het 'parlement' van de vereniging. De Verenigingsraad kiest het bestuur, toetst op hoofdlijnen het beleid van Natuurmonumenten en neemt op dat gebied ook zelf initiatieven. Officieel komt de raad twee keer per jaar bijeen.
[bewerk] De werkorganisatie
Natuurmonumenten had eind 2004 608 medewerkers in dienst ofwel 495 fulltime banen. Algemeen directeur is Jan Jaap de Graeff, directeur Natuurbeheer is Theo Wams en directeur Financiën en Bedrijfsvoering Fedde Koster.
Het beheer van de natuurgebieden behoort tot de kerntaak van Natuurmonumenten. Meer dan helft van het personeel heeft er zijn werkzaamheden. Een aantal natuurgebieden samen vormt een beheereenheid, aan het hoofd ervan staat de beheerder. Deze voert met zijn team de beheerswerkzaamheden uit zoals het plaggen van de heidevelden, het maaien van graslanden en het baggeren van de vennen. Daarnaast houden ze goed in de gaten hoe het de natuur vergaat: hoe de planten en dieren het doen: gaan ze vooruit of achteruit? Ook wordt er toezicht gehouden in het gebied en geven medewerkers excursies.
Een aantal beheereenheden samen vormt een inspectie. Nederland is verdeeld in zes inspecties:
- Groningen, Friesland en Drenthe;
- Overijssel en Flevoland;
- Gelderland;
- Utrecht en Noord-Holland;
- Zuid-Holland en Zeeland;
- Noord-Brabant en Limburg.
Aan het hoofd van een inspectie staat een inspecteur. De inspecteur en zijn team zijn onder andere actief op het gebied van verwervingen, ze onderhouden de contacten met de (provinciale) overheden en verzorgen de regionale voorlichting.
[bewerk] Het Hoofdkantoor
Het hoofdkantoor van Vereniging Natuurmonumenten is gevestigd in 's-Graveland. Naast de directie zijn hier een aantal landelijke afdelingen gehuisvest.
[bewerk] Bezoekerscentra
Natuurmonumenten heeft in haar natuurgebieden enkele bezoekerscentra waar veel informatie gegeven wordt over het natuurgebied en de planten en dieren in het plaatselijke gebied.