Valentie (natuurwetenschappen)
Volgens IUPAC is de valentie van een atoom, element of molecuulfragment, is het aantal bindingen dat het kan aangaan met univalente atomen (zoals het waterstof- of chlooratoom). De eenheid van valentie is de val (val).
De valentie is meestal gelijk aan het maximum aantal elektronen dat een atoom/molecule kan opnemen of afstoten. Om de valentie te bepalen, bepaalt men dan het aantal elektronen dat er teveel of te weinig is ten opzichte van de dichtstbijzijnde edelgasconfiguratie. Uitzonderingen op deze regel zijn de edelgassen Xe en Rn, die wel verbindingen kunnen aangaan (en bijgevolg een hogere valentie dan 0 hebben).
De term valentie wordt bijna niet meer gebruikt. Men gebruikt vooral de term oxidatiegetal (ook wel oxidatietrap genoemd).
[bewerk] Voorbeelden
- val(Na) = 1 val, omdat natrium 1 elektron te veel heeft voor de edelgasconfiguratie van Neon
- val(N) in NH3 = 3 val, omdat stikstof 3 elektronen te kort heeft voor de edelgasconfiguratie van Neon
[bewerk] Een uitgewerkt voorbeeld
Zuurstof staat op plaats 8 in het Periodiek Systeem. Dat betekent dat het atoom 8 protonen en elektronen heeft. De dichtstbijzijnde edelgasconfiguratie is die van het atoom Neon, dat 10 elektronen heeft. Zuurstof komt dus 2 elektronen tekort om deze edelgasconfiguratie te bereiken. De valentie van zuurstof is daarom 2 val. Waterstof kan per atoom 1 elektron leveren, en daarom zijn er twee atomen waterstof nodig om tot een stabiel molecuul te komen, in dit geval water (H2O).