Paradijsvis
Paradijsvis | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||
|
||||||||||||
Soort | ||||||||||||
Macropodus opercularis |
De paradijsvis (Macropodus opercularis) wordt in aquaria gehouden en komt oorspronkelijk uit Oost-India, Maleisië en Java.
De paradijsvis wordt ongeveer 10 cm groot. De kleur van de paradijsvis hangt af van van de waterkwaliteit. De kleuren van deze vis is meestal lichtgroen met daarop bruine strepen, en aan de rand van de vinnen een zeer licht blauwe tint. Men kan de mannetjes onderscheiden van de vrouwtjes doordat ze veel feller gekleurd zijn, langer zijn en vinpunten hebben.
De paradijvis is enorm populair in de aquariumwereld. Het was één van de eerste ingevoerde aquariumvissen (rond 1869). Men houdt de vis het best in paartjes, in een middelgrote goed beplant aquarium. Het is aan te raden om de vrouwtjes een week voor de mannetjes in de aquarium te zetten. Hierdoor worden een te dominant gedrag, wat tot vinnen bijten kan leiden, vermeden. De houder moet er voor zorgen dat er op het aquarium een goede dekruit ligt zodat tocht boven de bak vermeden wordt (indien dit niet het geval is, kunnen de vissen sterven). Deze vis kan ook erg agressief zijn tegenover andere kleine vissen, het is dus af te raden de paradijsvis bij kleine vissen zoals Zuid-Amerikaanse tetrasoorten, of vissen met sluiervinnen/staarten zoals guppy of de Siamese Kempvis te zetten.
De vis heeft water nodig met een PH-waarde tussen de 6 en 7 en een waterhardheid van ongeveer 24-26 dGH; de temperatuur van het water is ideaal tussen minimum 23°C en maximum 26°C. Men moet ongeveer 15% van het water in de bak maandelijks vervangen, maar tijdens de broedtijd mag men het water niet vervangen. De beplanting van de bak is belangrijk, enerzijds moeten er veel planten zijn, voor de vis zodat hij kan schuilen, anderzijds zijn er voor de kweek drijvende planten nodig. De verlichting moet vrij sterk zijn omdat de planten moeten groeien, de drijvende planten vangen veel licht op.
Wat het voedsel betreft, kan men de paradijsvis het best levend voer geven, maar vlokvoer en diepvriesvoer accepteert hij ook.
De kweek van deze dieren gaat vrij gemakkelijk. Als de waterkwaliteit en de omgeving voldoen aan de eisen dan gaat het vanzelf. Het mannetje bouwt een nest uit planten en schuim. Het vrouwtje legt er dan de eieren in, daarna bevrucht het mannetje de eitjes. Het mannetje zal dan alle vissen die in de buurt komen verjagen, meestal ook het vrouwtje, dus het is best dat met de vis en het nest in een aparte kweekbak, met het zelfde water uit de oorspronkelijke aquarium zet. In deze kweekbak mag het water zeker niet ververst worden, de kleine visjes kunnen de verandering van waterkwaliteit niet aan, en zullen sterven.
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Macropodus opercularis op Wikimedia Commons. |