Maria Adelheid van Luxemburg
1894-1924 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Groothertogin van Luxemburg | ||||||
|
||||||
|
Maria Adelheid Theresia Hilda Antonia Wilhelmina (Kasteel Berg 14 juni 1894 – kasteel Hohenburg, Beieren, 24 januari 1924), was groothertogin van Luxemburg van 1912 tot 1919.
Als oudste dochter van groothertog Willem IV volgde zij deze na diens dood op, aanvankelijk, tot haar 18e verjaardag onder het regentschap van haar moeder Maria Anna van Bragança. Van bij de aanvang van haar regering streden despotische neigingen en tomeloze energie om de voorrang, waardoor zij regelmatig in aanvaring kwam met haar ministers. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog probeerde zij symbolisch de opmars van de Duitse troepen aan de grenzen van haar vorstendom tegen te houden, door haar wagen bij de grenspost dwars over de weg te parkeren. Aan keizer Wilhelm II liet zij weten "dat de schending van de Luxemburgse neutraliteit voor altijd een smet zou werpen op de eer van zijn Rijk...".
Niettemin vonden heel wat Luxemburgers, met name de linkse partijen, dat zij te veel sympathie voor de Duitsers had betoond. Na de wapenstilstand werd haar door het Luxemburgse parlement verzocht zich te onthouden van elke politieke handeling, tot er over haar lot zou beslist worden.. In de nacht van 9 op 10 januari 1919 deed zij troonsafstand. Het parlement riep de Republiek uit, maar herstelde 48 uur later de monarchie, toen bleek dat haar jongere zuster Charlotte bereid was haar op te volgen.
Maria Adelheid volgde daarop haar religieuze roeping en trad in het klooster van de karmelietessen te Modena. Om gezondheidsredenen moest zij dit klooster na korte tijd weer verlaten, waarna zij zich in Beieren vestigde, waar zij ook overleed.
- Bron: J. Van den Berghe, Kroniek van 100 jaar Europese koningshuizen, Gent, 1999