Hendrik III van Meißen (Meißen, 1215-Dresden, 1288), bijg. de Doorluchtige, was de jongste zoon van Diederik van Meißen en Judith van Thüringen. In 1218 volgde hij zijn vader op als markgraaf in Meißen, onder de voogdij van zijn oom Lodewijk IV van Thüringen. In 1230 werd hij uitgehuwelijkt aan Constance (1212-1243), de dochter van hertog Leopold VI van Oostenrijk. Hij huwde nadien nog met de H. Agnes van Bohemen (1211-1282), dochter van Ottokar I van Bohemen, en met de ministrelendochter Elisabeth van Maltits. In 1245 moest hij na een jarenlange strijd Köpenick en Teltow aan Brandenburg afstaan, maar won wel Schiedlo, waar hij Fürstenberg/Oder stichtte. In de strijd tussen keizer en paus, koos Hendrik partij voor de keizer, die hem beloonde door hem te belenen met Thüringen en de palts Saksen en door zijn dochter Margaretha te verloven met Albrecht, de zoon van Hendrik. Na de terugtocht van Koenraad IV, erkende hij Willem II van Holland en zijn rechten op Thüringen kon hij pas na de dood van Hendrik Raspe met de wapens afdwingen tegen Sofia van Brabant, dochter van de Heilige Lodewijk, en echtgenote van Hendrik II van Brabant. Na een lange strijd stond hij Hessen af aan Hendrik I van Hessen en behield zelf Thüringen, dat hij, evenals de palts Saksen, aan zijn zoon Albrecht overmaakte. Door al deze verwervingen, vergrootte aanzienlijk het bezit van Wettin, dat zich nu uitstrekte van de Oder tot de Wezer, van het Erzgebergte tot de Harz en alleen nog door de gebieden van Bohemen-Habsburg overtroffen werd.