Diederik van Meißen
1161-1221 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Markgraaf van Meißen | ||||||
|
||||||
|
Diederik van Meißen (1161-1221) was een zoon van markgraaf Otto de Rijke van Meißen en Hedwig van Ballenstedt. Diederik had deelgenomen aan de derde kruistocht en werd na het overlijden van zijn vader in 1190 graaf van Weißenfels. Hij volgde in 1195 zijn overleden broer Albrecht op in Meißen als markgraaf Diederik III, maar Hendrik IV nam Meißen met zijn rijke mijnen, in bezit. Met de steun van Duits koning Filips van Zwaben, kon Diederik tenslotte in 1197 zijn macht vestigen in Meißen en kreeg van de Duitse koning ook Zwickau in 1206. Van zijn neef markgraaf Koenraad II van Lausitz erfde hij Rochlitz, het Saksische paltsgraafschap Sommerschenburg en de marken Landsberg en Neder-Lausitz, Groitzsch, Osterland en Eilenburg. In 1210 kocht hij de Oostmark van de keizer voor 15.000 mark. Nadat hij in 1212 Frederik II bij zijn verkiezing gesteund had, werd hij beloond met Oschatz en de heerschappij over de burggraven van Dohna. Hij organiseerde het bestuur en bevorderde de steden (uitbreiding van Freiburg en stichting van Zwickau, Grimma, Großenhain). Onder zijn bestuur werd het Thomasklooster in Leipzig gesticht en het ridderwezen aangemoedigd. Diederik was in zijn tijd de machtigste vorst in het Oosten van het Rijk.
Diederik was in 1194 gehuwd met Judith van Thüringen (1184-1235), een dochter van landgraaf Herman I van Thüringen, en was vader van:
- Hedwig (-1249), gehuwd met graaf Diederik VI van Kleef (1185-1260)
- Otto (-1214)
- Sophia (-1280), gehuwd met Hendrik III van Henneberg-Schleusingen (-1262)
- Koenrad, monnik in Erfurt
- Hendrik III (1215-1288)
- Judith.
Zijn weduwe hertrouwde nadien met graaf Poppo VII van Henneberg (-1245).