Autoritarisme (psychologie)
Autoritarisme verwijst naar een reeks persoonlijkheidskenmerken die, overeenkomstig een theoretisch kader van Theodor Adorno, voorspellen dat een individu een sterke neiging naar fascistische en antidemocratische overtuigingen en gedragingen zal hebben.
Het begrip maakte het voorwerp uit van een studie in 1950, uitgevoerd aan de universiteit van Berkeley. Deze studie leidde tot een maatstaf voor fascistische neigingen, gekend als de F-schaal ("implicit antidemocratic tendencies and fascist potential", "impliciete antidemocratische neigingen en fascistisch potentieel"), die nog steeds gebruikt wordt. Deze schaal is opgebouwd aan de hand van een reeks subschalen:
- Conventionalisme -- de neiging om sociale conventies te aanvaarden en te gehoorzamen, en zich te schikken naar wat gezagsfiguren wensen, gehechtheid aan tradities en algemeen aanvaarde regels
- Autoritaire onderwerping -- onderwerping aan overheden en gezagsfiguren
- Autoritaire agressie -- een agressieve opstelling tegen individuen en groepen die niet graag gezien zijn door de overheid, in het bijzonder deze die traditionele waarden bedreigen
- Anti-Intraceptie -- afwijzing van het subjectieve, van de verbeelding en van het esthetische
- Substitutie en stereotypen -- bijgeloof, clichévorming, hokjesdenken en fatalistisch determinisme
- Kracht en hardheid -- identificatie met de machthebbers, overmatig belang gehecht aan sociaal wenselijke persoonlijkheidskenmerken
- Destructivisme en cynisme -- veralgemeende vijandigheid en genoegen om anderen naar beneden te halen
- Projectie -- de overtuiging van dat er een "kwaad" bestaat in de wereld en de veruitwendiging van onbewuste emotionele impulsen dienaangaande
- Seks -- overdreven bezorgdheid met betrekking tot seksuele activiteiten