Willem II van Oranje-Nassau
1626 – 1650 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijsel | ||||||
|
||||||
Prins van Oranje | ||||||
|
||||||
|
Willem II (Den Haag 27 mei 1626 - aldaar 6 november 1650), Prins van Oranje, was de zoon van stadhouder Frederik Hendrik. Hij trouwde op 15-jarige leeftijd met Mary Henrietta Stuart (dochter van koning Karel I van Engeland). Hij was tussen 1647-1650 Stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel, Groningen, Drenthe en Westerwolde.
Willem had ambitieuze plannen, hij wou Nederland tot een sterk, gecentraliseerd calvinistisch land maken met hemzelf als monarch. Hij steunde daarbij op de orthodoxe Calvinisten en kwam al gauw in conflict met de republikeinse partij, de Staatsgezinden.
Hij was het in toenemende mate oneens met de politiek van religieuze tolerantie die zijn vader toepaste op de onlangs veroverde Generaliteitslanden, waar de bevolking grotendeels katholiek wenste te blijven. Ook de vredesbesprekingen met de Spaanse koning waren niet naar zijn zin, maar zij waren al te ver gevorderd om nog tot staan gebracht te worden, toen zijn vader stierf in 1647. Zijn moeder Amalia van Solms speelde daarbij een rol, omdat zij de politiek van haar man wilde voortzetten. Dit zorgde voor verdeeldheid in de Oranjepartij. De meeste oppositie tegen de ratificatie van de vrede van Münster kwam van Zeeland. Willem adviseerde tevergeefs de andere gewesten ook tegen te stemmen. Daarna verliet hij Den Haag om zijn onmacht tegenover het gewest Holland te verbergen.
De vrede bracht economische ellende met zich mee, vooral voor Zeeland omdat de handel op Schelde, Sas en Zwin zich nu weer naar Vlaamse havens verplaatste. De kolonie van de West-Indische Compagnie in Brazilië ging verloren en dat veroorzaakte grote onvrede. Verder werd overal in de Generaliteitslanden (behalve Overmaas) de Hervorming doorgevoerd en dat leidde tot spanningen. De staatse handelaren in Holland zagen niet in dat zij daarvoor moesten betalen. Willem steunde de orthodoxen niet alleen, maar ook in zijn eigen heerlijkheid Lingen stelde hij een drost aan (Rutger van Haersolte), die in dit katholieke gebied de katholieke priesters verving door dominees en de kerken ontdeed van alle sier. Het werd echter spoedig duidelijk dat het allemaal niets uitmaakte, de mensen bleven katholiek. De orthodoxen wilden hardere maatregelen en een sterker leger, de Hollandse steden, vooral Amsterdam, Dordrecht, Delft, Haarlem, Hoorn en Medemblik wilden juist verkleining van het leger en handhaving van de waardgelders. De grote vraag was wie nu eigenlijk het land regeerde.
In 1650 probeerde Willem dit eens en voor altijd te beslechten. Samen met Willem Frederik van Nassau de stadhouder van Friesland bereidde hij een staatsgreep voor die tot doel had de macht van het gewest Holland te breken. Eerst was er een propaganda-veldtocht. Er werd een vervalst geschrift uitgegeven waarin stond dat, in geval van een burgeroorlog, het parlement van Engeland -zelf in burgeroorlog verwikkeld met Willems schoonvader- de regenten zou steunen met troepen. De Spaanse regering in Brussel had inderdaad alle reden om te voorkomen dat Willem de vrede weer zou breken. Ook dat kon tegen de regenten gebruikt worden.
Een aantal politieke tegenstanders werd aangehouden, zoals admiraal Witte de With, die zonder opdracht te hebben gehad zijn post in Brazilië verliet. Een zestal statenleden is opgesloten op Loevestein, zoals Jacob de Witt, alsmede de burgemeesters van Haarlem, Delft, Hoorn en Medemblik. Willem verwierf de steun van alle gewesten behalve Zeeland en Holland om in naam van de Staten Generaal van de Unie in te grijpen in die steden van Holland die het besluit van het gewest steunden om eenzijdig tot ontbinding van legereenheden over te gaan. De Prins trok met zijn leger van Dordt naar Delft en Amsterdam, maar een deel van de troepen verdwaalde vanwege onweer en slechte zicht. Nadat hij zonder troepen was binnengelaten, stemde de regering van Amsterdam toe in de eisen.
Willem had gewonnen. Cornelis en Andries Bicker verlieten de vroedschap vrijwillig. De Loevensteinse factie werd vrijgelaten. In oktober echter kreeg hij koorts. Het bleek pokken te zijn en op 6 november stierf hij. Een week later werd zijn erfgenaam geboren, de latere stadhouder Willem III. De Staatsgezinden maakten gebruik van de verwarring in het vijandelijke kamp en het Eerste Stadhouderloos Tijdperk was geboren.
Bron(nen): |
|