Wet personenvervoer 2000
De Wet Personenvervoer 2000 (afkorting: Wp2000) is een Nederlandse wet die in werking is getreden op 1 januari 2001. De wet bevat bepalingen over het stads- en streekvervoer, besloten busvervoer (o.a. dagreizen) en taxivervoer in Nederland.
Met deze wet werd gepoogd zowel de kwaliteit en de efficiency van het openbaar vervoer te verbeteren als de kostprijs van het openbaar vervoer te verlagen.
De Wet Personenvervoer 2000 gaat uit van OV-autoriteiten (provinciale en regionale overheid) die via het Ministerie van Verkeer en Waterstaat exploitatiesubsidie krijgen om stads- en streekvervoer, gedecentraliseerd treinvervoer, Collectief Vraagafhankelijk Vervoer en/of leerlingenvervoer te kunnen "inhuren" bij een vervoerder voor de inwoners van het gebied.
Om de meest geschikte vervoerder te vinden, organiseert de OV-autoriteit als concessieverlener een openbare aanbesteding. De concessieverlener verdeelt het grondgebied en/of de bestaande lijnen in in zogenaamde consessiegebieden die als hapklare pakketten worden aanbesteed. Voor zo'n concessiegebied kiest de concessieverlener voor een periode van maximaal zes jaar de vervoerder die de beste kwaliteit, de laagste prijs of een combinatie van beide biedt. De meeste OV-autoriteiten beoordelen een vervoerder vooral op de prijs.
Het onderhands gunnen van het regionaal openbaar vervoer aan de zittende vervoerder is nog steeds toegestaan. In 2006 moet al het regionaal openbaar vervoer openbaar aanbesteed zijn. Voor OV-autoriteiten die met gemeentevervoerbedrijven te maken hebben, moet het openbaar vervoer in 2009 openbaar aanbesteed zijn. Oorspronkelijk was dit in 2007, maar minister Peijs heeft besloten de gemeenten in april 2004 twee jaar extra te geven. De reden hiervoor is, dat het aanbesteden van tram- en metrolijnen ingewikkelder is door de kostbare infrastructuur die voor deze vervoermiddelen nodig zijn.
Met de 'laagste prijs' wordt eigenlijk de vervoerder bedoeld die de minste exploitatiesubsidie nodig heeft (of denkt te hebben) om het vervoer te kunnen uitvoeren. Met de 'beste kwaliteit' bedoelen de meeste concessieverleners de vervoerder die de meeste dienstregelinguren (DRU's) levert. Sommige concessieverleners stellen echter geen tot weinig eisen waar deze DRU's dienen te worden ingezet, zodat een vervoerder extra DRU's mag inzetten op succesvolle spitslijnen en minder DRU's op het platteland.
[bewerk] Concessie
De concessie is de vergunning om het regionaal openbaar vervoer voor een bepaalde periode te mogen uitvoeren.
Concessieduur: De maximale concessieduur is zes jaar. De minister mag uitzonderingen maken voor concessies, waarbij de concessiehouder grote investeringen moet doen. Een voorbeeld hiervan is de 10-jarige concessie Zutphen-Oldenzaal, waarbij de concessiehouder nieuwe treinstellen moest aanschaffen.
Concessie-omvang: De geografische omvang van de concessie. De meeste OV-autoriteiten kiezen een natuurlijk afgebakend gebied. Bijv. de concessie Hoeksche Waard-Voorne Putten. Kleinere concessies hebben als voordeel dat bedrijven makkelijker tot de OV-markt kunnen toetreden. Grotere concessies kunnen efficiencyvoordelen bieden.
Concessiebreedte: Het aantal modaliteiten dat binnen de concessie hoort. In Rotterdam heeft men tram, metro en bus in een concessie. In Den Haag zijn de tram en bus gescheiden in twee aparte concessies.
Concessiediepte: Infrastructuur, personeel en/of materieelpark binnen de concessie of in eigendom van de aanbestedende overheid. In Zweden wordt alleen het management aanbesteed en is het materieel eigendom van de overheid (de managementaanbesteding). In Nederland wordt niet alleen het management, maar ook het busmaterieel geleverd door de winnende vervoerder.