OV-autoriteit
Een OV-autoriteit (openbaar vervoerautoriteit) of vervoersautoriteit is een overheid die verantwoordelijk is voor het stads- en streekvervoer in het betreffende gebied.
Inhoud |
[bewerk] Nederland
In Nederland zijn sinds 1 januari 2004 19 OV-autoriteiten actief. Deze overheden ontvangen van de rijksoverheid een OV-budget en verlenen in hun gebiedsdelen concessies aan personenvervoerders voor het stads- en streekvervoer. Sommige OV-autoriteiten zijn ook opdrachtgever voor gedecentraliseerde treindiensten.
19 OV-autoriteiten in 2004: |
De 19 OV-autoriteiten zijn:
- 12 Provincies:
[bewerk] Geschiedenis
[bewerk] Centralisatie van bevoegdheden
Voor 1926 was er nauwelijks regelgeving voor het streekvervoer per bus. Iedereen kon een bus (of grote auto) kopen om een lijndienst te beginnen. In deze tijd ontstonden er vele kleine particuliere busmaatschappijtjes die de stoomtrams, maar ook elkaar beconcurreerden. Men noemde dit verschijnsel destijds 'wilde bussen'. De busmaatschappij had wel een standplaatsvergunning nodig van de gemeente waar de buslijn begon of eindigde. De betrouwbaarheid van de busbedrijven was slecht. Een net opgerichte buslijn, kon een week later alweer opgeheven zijn omdat het rijden elders winstgevender is voor de buseigenaar.
Na de wijziging van de Wet op de Openbare Middelen en Vervoer op 30 juli 1926, hadden de interlokale buslijnen een vergunning nodig van de provincie, maar een echter verandering van de situatie was het niet.
Vanaf 1938 hadden de busmaatschappijen een vergunning voor hun buslijnen nodig van de rijksoverheid. Hierdoor werd het tijdperk van de 'wilde bussen' afgesloten. De rijksoverheid bleef vergunningverlener voor het stadsvervoer tot 1988 en voor het streekvervoer tot 1996/1998.
[bewerk] Decentralisatie van bevoegdheden
Voor de invoering van de Wet personenvervoer 1988 op 1 januari 1988 was de rijksoverheid verantwoordelijk voor het gehele stads- en streekvervoer. De overheid betaalde de rijksbijdrage voor de exploitatie direct aan de vervoerbedrijven.
De nieuwe personenvervoerwet bracht hierin verandering en maakte een onderscheid tussen lokaal openbaar vervoer (bijvoorbeeld stadsbussen en stadstrams) en interlokaal openbaar vervoer (streekvervoer). De exploitatiebijdrage voor lokaal openbaar vervoer wordt voortaan aan de gemeenten gegeven, die daarmee zelf verantwoordelijk werden voor stadsvervoer. Deze gemeenten worden BOS- (gemeenten zonder eigen vervoerbedrijf) gemeenten genoemd. Ook de BOV (gemeenten met eigen vervoerbedrijf) kregen voortaan een eigen OV-budget. Voor het interlokaal openbaar vervoer bleef de rijksoverheid (nog) wel verantwoordelijk. De rijksbijdrage voor het streekvervoer werd dan ook nog steeds direct aan de vervoerbedrijven betaald.
Bij wijze van proef werden de provincies Groningen, Friesland en Drenthe per 1 januari 1996 verantwoordelijk voor het eigen interlokale openbaar vervoer. Voor het lokale openbaar vervoer bleven de BOS/BOV-gemeenten binnen deze provincies verantwoordelijk. Tegelijkertijd werden ook zeven stedelijke regio's (kaderwetgebieden) verantwoordelijk voor het lokale en interlokale openbaar vervoer binnen deze regio's. De BOS/BOV-gemeenten binnen de kaderwetgebieden raakten hun bevoegdheden kwijt.
Vanaf 1 januari 1998 werd het gehele stads- en streekvervoer volledig gedecentraliseerd. Voortaan gaat de exploitatiesubsidie voor het streekvervoer niet meer direct naar de vervoerders maar naar 35 decentrale OV-autoriteiten. Deze overheden kunnen dit OV-budget naar eigen inzicht besteden aan het stads- en streekvervoer. De 35 OV-autoriteiten zijn 12 provincies, 7 kaderwetgebieden en 16 VOC-gemeenten. Deze VOC-gemeenten waren een voortzetting van zestien van de ooit vele BOS/BOV-gemeenten in Nederland. De overige BOV/BOS -gemeenten raakten hun bevoegdheid kwijt aan de omliggende provincies.
Op 1 januari 2004 werd de VOC-status ingetrokken. De bevoegheid van deze zestien gemeenten werd overgeheveld naar de omliggende provincies. Het aantal vervoersautoriteiten, de ontvangers van de OV-exploitatiesubsidie, werd daarmee gelijkgesteld aan het aantal ontvangers van de Gebundelde Doeluitkering (GDU): de 12 provincies en de 7 kaderwetgebieden.
[bewerk] België
België heeft drie OV-autoriteiten voor het stads- en streekvervoer
- Het Vlaams Gewest voor het stads- en streekvervoer in Vlaanderen dat wordt uitgevoerd door de Vlaamse Vervoermaatschappij (VVM) De Lijn;
- Het Waals Gewest voor het stads- en streekvervoer in Wallonië dat wordt uitgevoerd door de SRWT 'TEC';
- Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het stadsvervoer in en om Brussel dat wordt uitgevoerd door de MIVB
Het vervoer ver spoor in België wordt uitgevoerd door de NMBS in opdracht van de Federale overheid.