Vier van Breda
De Vier van Breda (na 1966 Drie van Breda en na 1979 Twee van Breda) waren Duitse oorlogsmisdadigers die een levenslange gevangenisstraf uitzaten. Ze zaten hun straf uit in de koepelgevangenis van Breda.
- Franz Fischer (overl. september 1989)
- Ferdinand Hugo aus der Fünten (overl. april 1989)
- Joseph Johann Kotälla (overl. juli 1979)
- Willy Paul Franz Lages (overl. februari 1971)
Lages werd vrijgelaten in 1966, omdat hij ernstig ziek was.
Rond de drie overgebleven gevangenen (nadat Lages in 1966 was vrijgelaten) was in 1972 een conflict tussen de toenmalige minister van Justitie, Dries van Agt en de Tweede kamer. Van Agt had laten doorschemeren dat hij positief wilde reageren op een gratieverzoek van de drie van Breda. Uiteindelijk werd het gratieverzoek afgewezen, na de motie Voogd. De vrijlating werd afgeblazen na een heftig Kamerdebat en vanwege zeer groot en emotioneel verzet vanuit de samenleving, met name verenigingen van oorlogsslachtoffers.
In 1979 overleed Kotälla in de Bredase gevangenis. In 1989 werden de overgebleven twee vrijgelaten op instigatie van Frits Korthals Altes. Minister Korthals Altes werd hierin gesteund door negentien prominente Nederlanders (waaronder enkele voormalige tegenstanders van vrijlating), die een brief ondertekenden waarmee zij instemden met Korthals' voorstel. Zowel Aus der Fünten als Fischer overleden kort na hun vrijlating.