April (ook wel: grasmaand, paasmaand, eiermaand) [1] is de vierde maand van het jaar in de Gregoriaanse kalender, en heeft 30 dagen. In de oud-Romeinse kalender was het de tweede maand. De naam komt van het Latijnse woord aperire hetgeen openen betekent. Waarschijnlijk refereert het aan de groei van de planten en bloemen in de lente. Een andere theorie stelt dat de naam is afgeleid van een woord dat 'tweede' betekent, of van Aperta, een bijnaam van Apollo.
[bewerk] Weerspreuken
Bij deze maand horen de volgende weerspreuken:
- April doet wat hij wil.
- April veel regen, brengt rijke zegen.[2]
- April koud en mei warm, geen boer wordt er arm.
- Aprilletje zoet heeft ook nog wel eens een witte hoed.
- Sneeuwt april nog op onze hoed, is voor druiven en koren goed.
- Verschaft april mooie dagen, dan pleegt de mei de last te dragen.
- April koud en nat, vult schuur en vat.
- De vrouwen en de aprillen, hebben beiden hun grillen.
- De heren en de aprillen, bedriegen die zij willen.
- Wil april niet vertrouwen, hij is en blijft de ouwe. Nu lacht hij vals met zonnegloren en gooit dan weer met hagelstenen om je oren.[1]
[bewerk] Weerstatistieken maand april in Nederland
|
De Bilt |
Eelde |
Rotterdam |
Maastricht |
Gemiddelde temperatuur in graden Celsius |
8,3 |
7,5 |
8,3 |
8,4 |
Gemiddelde minimum temperatuur in graden Celsius |
3,5 |
2,7 |
3,7 |
4,0 |
Gemiddelde maximum temperatuur in graden Celsius |
12,9 |
12,2 |
12,5 |
13,0 |
Dagen met max temperatuur > 20 C |
2 |
2 |
2 |
2 |
Gemiddelde relatieve vochtigheid in procenten |
76 |
81 |
80 |
76 |
Gemiddelde neerslagduur in procenten van de tijd |
6 |
6 |
6 |
6 |
Gemiddelde neerslaghoeveelheid in mm |
44,5 |
44,1 |
41,2 |
46,0 |
Bron: KNMI, Langjarige gemiddelden 1971-2000 |
[bewerk] Referenties