Tuïsto
Tuïsto wordt door Tacitus in zijn Germania beschreven als oergod van de Germanen. In het eerste hoofdstuk zegt hij:
Celebrant carminibus antiquis (quod unum apud illos memoriae et annalium genus est) Tuistonem, deum terra editum. ei filium Mannum, originem gentis conditoremque, Manno tres filios assignant, e quorum nominibus proximi Oceano Ingaevones, medii Herminones, ceteri Istaevones vocentur.
“Zij (d.w.z. de Germanen) verheerlijken in oude liederen (die bij hen de enige soort van historische jaarboeken zijn) de god Tuïsto, een door de aarde voortgebrachte god. Aan hem schrijven ze Mannus toe, stichter en oorsprong van hun volk, en Mannus wijzen ze drie zonen toe naar wier namen de het dichtst bij de Oceaan verblijvende Ingaevones, de in het binnenland verblijvende Herminones en de overige Istaevones genoemd zouden worden.”
De naam Tuïsto wordt wel vergeleken met Nederlands twist en Oudzweeds twistra (“scheiden”) en gerelateerd aan Germaans *tvi- (“twee”). Tuïsto zou zo duiden op een 'tweevoudig wezen' of een 'tweeling'. Uitgaande van deze interpretatie heeft men Tuisto wel vergeleken met het Vedische godenpaar Yama en Yami: de tweeling (broer en zus) die aan het begin van de Vedische kosmogonie staan.
Een andere opvatting is dat Tuïsto niet zozeer een tweevoudig wezen is, maar een enkelvoudig wezen met de kenmerken van een hermafrodiet of androgyn (hybride wordt ook wel gezegd). Dan wordt de Romeinse god Janus wel vergeleken. Deze god was tweevoudig van natuur (hij had twee gezichten) en stond volgens de oudste godenlijsten aan de oorsprong van alle andere goden. Zijn bijnaam luidde dan ook divom deus, “de god der goden”.
Hoe het ook zij, Tuïsto lijkt de beide vruchtbaarheidsaspecten – het vrouwelijke en het mannelijke - in zich te verenigen waardoor hij de oerkern of het oerwezen vormt waaruit de mens is ontstaan.
De door Tacitus gebruikte naam van de bron en oorsprong van alle Germaanse volken – Mannus – vergelijkt men met Nederlands “man”, Engels “man” en Duits “Mann”. De oorspronkelijk betekenis zal “mens” geweest zijn of hier: “oermens” of “eerste mens”.
Over de “kleinkinderen” van Tuïsto wordt al lang gediscussieerd maar verder dan speculaties komt men niet. De Ingaevones heeft men in verband gebracht met de Oudnoorse god Yngwi die nauw gerelateerd is aan de vruchtbaarheidsgod Freyr. De Istaevones worden door de Vries (die uitgaat van een vorm “Istraeones”) heel voorzichtig gelinkt met een – niet overgeleverde godennaam - *Istraz die hij verbindt met Wodan. De naam van de Herminonen heeft men herleid op een Germaans *ermin- of *irmin, dat “goddelijk, heilig, verheven en later “groot” betekent. de Vries gaat ervan uit dat er waarschijnlijk een Germaanse god Irmin bestaan heeft. Hij vergelijkt de Irminsul, en de aanroep van god door Hildebrand in het Oudhoogduitse Hildebrandslied als hij op het punt staat zijn eigen zoon te bevechten: “Wettu irmingut...”, “U, irmingod, weet”... Irmin zou gelijkgesteld kunnen worden met de Germaanse god Tīwaz, de “rechtsgod” (zie Týr).
Overigens wordt interpretatie van deze tekst van Tacitus niet alleen bemoeilijkt door ontbrekende kennis maar ook door de verschillende manieren waarop namen overgeleverd zijn in verschillende manuscripten. Zo wordt Tuisto ook Tuisco geschreven en komt Istaevones ook als Istraeones voor.
[bewerk] Literatuur
- Braune, W., en K. Helm, Althochdeutsches Lesebuch ((Tübingen, 1979), bewerkt door E.A. Ebbinghaus
- Doniger O'Flaherty, W., The Rig Veda (Harmondsworth, 1981)
- Ellis Davidson, H.R., Gods and Myths of Northern Europe (Harmondsworth, 1964)
- Lorenz, G., Snorri Sturluson: Gylfaginning (Darmstadt, 1984)
- Perl, G., Tacitus: Germania (Darmstadt, 1990) (tevens bron van aangehaald citaat)
- Vries, de J., Altgermanische Religionsgeschichte (Berlijn, 1957), delen 1 en 2