De origine et situ Germanorum
De De Origine et situ Germanorum (meestal afgekort tot Germania) werd omstreeks 98 gescheven door de Romeinse schrijver Publius Cornelius Tacitus en is een ethnografische studie over de diversiteit van de Germaanse stammen die buiten het Romeinse Rijk leefden.
Inhoud |
[bewerk] De Germania en de politiek
Bij het schrijven van de Germania werd Tacitus waarschijnlijk beïnvloed door drie gebeurtenissen. De nederlaag die de Romeinen leden in het Teutoburger Woud in het jaar 9 tegen de Germaanse stam de Cherusken onder leiding van Arminius werd nog steeds gevoeld. Ten tweede was Rome in de jaren 69-70 geconfronteerd met een serieuze opstand door de Bataven. Ten slotte had Tacitus zijn eigen opvattingen over de oorlog die Domitianus tegen de Germaanse stam de Chatti had gevoerd (83 – 85). Tacitus vond dat deze strijd onterecht als overwinning voor de Romeinen werd voorgesteld en verweet Domitianus dat hij de grens tussen het Romeinse Rijk en Germania veel dieper in het huidige Duitsland had kunnen leggen.
Zijn ergernis laat hij (met typisch taciteïsch sarcasme) blijken:
Sescentesimum et quadragesimum annum urbs nostra agebat, cum primum Cimbrorum audita sunt arma Caecilio Metello et Papirio Carbone consilibus. ex quo si ad alterum imperatoris Traiani consulatum computemus, ducenti ferme et decem anni colliguntur: tam diu Germania vincitur.
Onze stad bestond 640 jaar toen men onder het consulaat van Caecilius Metello en Papirius Carbone voor het eerst van de krijgsverrichtingen van de Kimbren hoorde. Als we vanaf die tijd tot aan het consulaat van Traianus rekenen, dan zijn dat 210 jaren; zolang overwinnen we de Germanen al.
en even verder,
... inde proximus temporibus triumphati magis quam victi sunt
... maar sinds die tijd [1] zijn overwinningen meer gevierd dan behaald. (Germania, 37).
Volgens Tacitus waren de Germanen de grootste vijand van de Romeinen. Het beeld dat hij in de Germania van hen schetste is dan ook politiek gekleurd. Daarom stelde Tacitus de Germanen ten onrechte voor als een geografische, etnische en culturele eenheid, die het Romeinse Rijk nog steeds kon bedreigen (waar hij gelijk aan had). Hij hield daarbij de Germaanse stammen ten voorbeeld aan de Romeinen die hun deugden als strijdbaarheid, deugdzaamheid en sociale structuur hadden verloren. De weerbarstigheid die Rome in zijn strijd tegen Carthago had getoond stelde Tacitus nu bij de Germanen vast. Aan de andere kant waren Germanen al een eeuw lang uitstekende soldaten in de Romeinse legers.
In de Germania toonde Tacitus zich dan ook niet zozeer wetenschapper alswel politicus. Hij gaf, avant la lettre, het typische beeld van “de nobele wilde” dat ten voorbeeld gesteld wordt aan het zogenaamd beschaafde volk, in dit geval de Romeinen. Overigens moet dit niet als sympathie voor de Germanen worden opgevat: Tacitus wilde zijn volk ook wijzen op de gevaren die de Germanen voor het Romeinse Rijk vormden.
[bewerk] Germania en de archeologie
Toch geeft Tacitus een beeld, dat vrij nauwkeurig overeenkomt met archeologische vondsten. Zo biedt hij bied een mogelijke verklaring voor de vondsten van veenlijken die consistent is met de vondsten. Ook de plattegronden van nederzettingen, die op diverse plaatsen in Nederland en Duitsland worden gevonden, komen goed overeen met de beschrijving die Tacitus ervan geeft. Ondanks alle politieke kleuring is het een belangrijke gids voor ons begrip van deze volkeren.
[bewerk] Bronnen
Tacitus kon zich niet beroepen op eigen ervaring. Zijn bronnen waren schriftelijke verslagen en andere geschiedschrijvers. Hij noemt met name Julius Caesar als bron; andere bronnen zijn anoniem, maar waarschijnlijk is Plinius de Oudere, eveneens geraadpleegd, die een (in die tijd) standaardwerk over het onderwerp schreef, in Germania als officier diende en de beschikking had over een uitgebreid archief van aantekeningen. Bovendien was Tacitus persoonlijk bevriend met diens neef en erfgenaam, Plinius de Jongere. Het werk van Strabo heeft Tacitus waarschijnlijk niet gelezen.
[bewerk] Indeling
De opbouw van de Germania is als volgt:
- Algemeen deel: land en volk van de Germanen (1 – 27)
- Beschrijving van het land en oorsprong van de Germanen (1 – 5)
- Vroegste geschiedenis (2 – 4)
- Gewoontes en instellingen (6 – 27)
- Het leven in de stamgemeenschap (6 – 15)
- Oorlogsvoering (6 – 8)
- Godsdienst (9 – 10)
- Stammenvergaderingen (11 – 13.1)
- Hiërchie (13.2 - 15)
- Het leven in privé- en nederzettingsverband (16 – 27)
- Huis en familie (16 – 21)
- Bezigheden
- Vrije tijd (22 – 24)
- Structuur van de maatschappij (25 – 26)
- Begrafenisrituelen (27.1)
- Het leven in de stamgemeenschap (6 – 15)
- Overgang (27.2)
- Beschrijving van het land en oorsprong van de Germanen (1 – 5)
- Specifiek gedeelte: de verschillende Germaanse stammen (28 – 46)
- Stammen in het westelijke en zuidelijke grensgebied (28 – 29)
- Niet-suebische stammen (30 – 37)
- Suebische stammen (38 – 45)
- Niet-Germaanse volken aan de oost- en noordgrens (46)
[bewerk] Noten
[1] De nederlaag van Julius Civilis.
[bewerk] Bibliografie
Germania. Bericht über Germanien, Vertaald en becommentarieerd door Josef Lindauer. (München, 1975).
Tacitus. Germania, uitgegeven en vertaald door Gerhard Perl (Berlijn, 1990).