Matthäuspassion
De Matthäus Passion (BWV 244) is een oratorium gecomponeerd door Johann Sebastian Bach. Het is één van zijn bekendste composities en één van zijn langste. De Matthäus Passion vertelt het lijdens- en sterfverhaal van Jezus volgens het Evangelie naar Mattheus. Over de datering van de compositie en de eerste uitvoering zijn deskundigen het niet eens. Traditioneel wordt gedacht dat Bach de Matthäus Passion componeerde in 1728 en dat het stuk voor het eerst werd opgevoerd in de Thomaskirche in Leipzig op 15 april 1729, Goede Vrijdag. Andere bronnen spreken van een eerste uitvoering op 11 april 1727 (tijdens de vesper-dienst op Goede Vrijdag). Mogelijk is de verwarring ontstaan doordat Bach in 1728 enkele (kleine) wijzigingen heeft aangebracht in de compositie. In 1736 en 1742 paste Bach de partituur wederom aan. In 1736 verving Bach het eenvoudige choraal "Jesum lass ich nicht von mir" BWV 244b door de indrukwekkende koraalzetting "O Mensch bewein deine Sünde gross", dat aanvankelijk het openingskoor van de Johannes Passion was. Tegenwoordig wordt de versie van 1736 als de finale versie beschouwd.
Inhoud |
[bewerk] Stijl van de compositie
De Matthäus Passion is geschreven voor twee koren (groepen zangers en instrumentalisten). Een compositie met dubbele koren (cori spezzati) was ten tijde van Bach vooral in de Venetiaanse opera gebruikelijk. Tegenwoordig is het overigens gebruikelijk om slechts met één groep solisten en met één continuo-groep te spelen.
De beide zangkoren vervullen op een aantal momenten in de Matthäus Passion een verschillende rol. Op zes plaatsen vindt een dialoog plaats tussen gelovigen en de ooggetuigen. Koor I "speelt" hierin de rol van de 'Dochters van Zion', een personificatie van tijdgenoten van Jezus en dus ooggetuigen van het verhaal. Koor II staat voor de 'gelovigen' waar en wanneer ook ter wereld. Op andere plaatsen in de Matthäus Passion staat koor I voor het hogere, goddelijke en koor II voor het lagere, wereldlijke. Op weer andere plaatsen vormen beide koren samen één groot koor.
De Matthäus Passion kent een heldere opbouw. Na het groots opgezette openingskoor vertelt de Evangelist het lijdens- en sterfverhaal van Jezus met minimale muzikale begeleiding. Deze vertellijn wordt onderbroken door recitatieven, aria’s en koralen, om een individuele of collectieve reflectie op het verhaal te geven. De Matthäus Passion eindigt bij de dood van Jezus met een slotkoraal.
De Matthäus Passion bestaat uit een kort eerste deel en een lang tweede deel. Hiermee geeft Bach een kruisvorm aan. Het 'snijpunt' van dit kruis vindt plaats rondom het verraad van Petrus: precies halverwege het eerste deel kondigt Jezus aan Petrus aan dat deze hem driemaal zal verloochenen en na ongeveer evenlang in het tweede deel vindt dit verraad daadwerkelijk plaats.
[bewerk] Teksten
De recitatieven zijn gebaseerd op hoofdstuk 26 en 27 van het Evangelie naar Mattheus. De teksten van de aria's, arioso's en koralen zijn geschreven door Bachs vaste tekstschrijver Picander.
[bewerk] Rollen
In de Matthäus Passion komen de volgende solorollen voor:
- Evangelist (|) – zingt de letterlijke tekst van het Evangelie
- Jezus (bas)
- Pilatus (bas)
- Pontifex (bas)
- Ancilla (bas)
- Vrouw van Pilatus (sopraan)
- Judas (bas)
- Petrus (bas)
- Verschillende dienaressen en getuigen
Naast de solozang komen er soms ook groepen mensen voor, zoals de discipelen, een menigte van het volk, een groep soldaten of priesters. Deze worden door twee koren gezongen.
[bewerk] Symboliek
Ook speelt Bach veel met getallen. Zo is de getalswaarde van de naam BACH gelijk aan 14 (B is de 2e letter van het alfabet, A de 1e, C de 3e en H de 8e, 2 + 1 + 3 + 8 = 14; in het toenmalige Duitse alfabet werd geen onderscheid gemaakt tussen de I en de J.). Het getal 14 komt in de Matthäus Passion veelvuldig voor, er zijn bijvoorbeeld 14 koralen, wat dus terugslaat op de naam Bach. De Matthäus Passion bestaat in totaal uit 68 muziekstukken. Naast de 14 koralen zijn er 27 passage's waarin het evangelie wordt gezongen, en 27 overige stukken. Het getal 27 staat bij Bach voor de drieëenheid van God (3×3×3). De 27 stukken evangelie tekst bestaan uit in totaal 729 maten, wat het kwadraat is van 27.
In het stuk wordt door het koor: "Herr, bin Ich's?" gezongen. Dit is in het stuk wanneer Jezus met de 12 apostelen aan het laatste avondmaal deel neemt. Deze zin wordt 11 keer herhaald, geen 12 keer, Judas (de verrader) zingt immers niet mee.
Een ander duidelijk voorbeeld van symboliek vindt men in de muzikale omlijsting van Jezus: bij alle teksten die Jezus zingt, wordt hij begeleid door strijkers, behalve bij z'n laatste woorden. Deze beroemde woorden luiden 'Eli, eli, lama asabthani', vertaald 'Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten'; de volledige verlatenheid van Jezus wordt hier dus geïllustreerd door de afwezigheid van de strijkers.
Ook eindigt de Matthäus Passion met een groot septiem als voorhouding. De voorhouding lost normaal op. Dit symboliseert dat het evangelie geen droevigheid kent, maar de opstanding van Christus en dat ze eeuwig blijft bestaan.
Maar de symboliek komt ook op een minder subtiele wijze terug. De begeleiding van de Christuspartij in de recitatieven bijvoorbeeld gebeurt met een basso continuo. In totaal speelt deze bas-begeleiding 365 noten, het aantal dagen in het jaar. Bach geeft hiermee aan dat Jezus de basis van alle dagen van het jaar vormt.
Vanaf ongeveer 1950 wordt er door Bach-kenners druk gezocht naar allerlei verborgen symbolieken in de Matthäus Passion. Zo zou Bach zijn geboortedatum en zelfs zijn sterfdatum muzikaal hebben verwerkt. Critici wijzen erop dat wie maar lang genoeg zoekt vanzelf wat zal vinden en nemen aan dat veel van de gevonden "boodschappen" berusten op toeval. Het werken met getallen, symboliek en retoriek was in de barokmuziek overigens een praktijk die ook bij andere componisten voorkwam, met name bij Heinrich von Biber.
[bewerk] Uitvoeringen
Het stuk wordt in de passietijd opgevoerd; in Nederland is mede door Willem Mengelberg in Amsterdam en de Nederlandse Bachvereniging in Naarden een grote Matthäus-traditie ontstaan.
[bewerk] Matthäus in Amsterdam
Op 8 april 1899 voerde Willem Mengelberg voor het eerst met het Concertgebouworkest de Matthäus uit, maar niet als eerste in Nederland. Dat was in Rotterdam in 1870 onder leiding van Woldemar Bargiel. Vier jaar later was de Amsterdamse première (Toonkunstkoor en het Parkorkest, onder Johannes Verhulst). Mengelberg pakte het grootschalig aan, met een groot orkest en koor (450 mensen), met een romantisch orgel, klarinetten in plaats van oboe da caccia en oboe d'amore, een piano in plaats van basso continuo, en zonder luit of viola da gamba. Hij kortte ook het stuk sterk in, zoals Mendelssohn, de man die de Matthäus weer op het repertoire zette, al had gedaan.
Mengelbergs aanpak lokte gemengde reacties uit: vooral het grote koor riep bezwaren op - maar een traditie was wel gevestigd. Mengelberg bleef overigens naar variaties zoeken op het gebied van stuk en de bezetting. De opname van de uitvoering op Palmzondag 1939 geeft in ieder geval iets weer van zijn opvattingen.
[bewerk] Matthäus in Naarden
Op Goede Vrijdag 14 april 1922, ’s middags om twee uur, werd voor het eerst de Matthäus Passion in de Grote Kerk van Naarden uitgevoerd onder de eerste dirigent, Johan Schoonderbeek. De opvoering in Naarden werd een traditie. Het gebeurde in een tijd dat Willem Mengelberg in Amsterdam furore maakte met zijn meer romantische en flink gecoupeerde uitvoeringen van de Matthäus Passion in het Concertgebouw, met koren van wel 450 mensen. De eerste daad van de Nederlandse Bachvereniging was dan ook juist de vrijwel complete versie ten gehore te brengen.
De Matthäus in Naarden zou in de loop der jaren steeds meer de ontwikkelingen in de oude-muziekpraktijk volgen. Maar aanvankelijk waren de verschillen tussen Amsterdam (Mengelberg) en Naarden (dirigent Anthon van der Horst) niet zo groot omdat gebruik werd gemaakt van dezelfde musici (Concertgebouworkest) en solisten. Vanaf 2005 streeft de huidige dirigent naar een nog oorspronkelijker en beperkter bezette uitvoering.
[bewerk] Nederlandse Matthäus
In 2006 is een Nederlandstalige versie van de Matthäus Passion verschenen. Deze is door Jan Rot hertaald [1]. Rot heeft hier vijf jaar aan gewerkt. De Passie werd uitgevoerd door het Residentie Orkest, Het Residentie Bachkoor en het Haags Matrozenkoor onder leiding van Jos Vermunt. De eerste uitvoering, in de Dr. Anton Philipszaal in Den Haag, was een groot succes en leverde een staande ovatie van twintig minuten op. Ook de dichter Jan Engelman maakte een vertaling van de Matthäus Passion, maar deze vertaling kreeg weinig waardering.
- Simsalabim met Bach" door Geert van der Speeten, in "De Standaard, Cultuur en Media", 4 april 2006.
- "Ik mag Bach best helpen" door Mischa Spel, in "NRC Handelsblad, Cultureel Supplement", 10 maart 2006.
[bewerk] Conventies
In Amsterdam is de gewoonte ontstaan na de uitvoering niet te applaudisseren vanwege de religieuze sfeer van het stuk - na een kerkdienst klapt men nu eenmaal niet. Deze traditie wordt wel steeds meer doorbroken, wat volgens velen afbreuk doet aan het speciale van de gelegenheid.
Bij de publieke omroepen is de conventie ontstaan geen delen van de Matthäus uit te zenden (er is vaak wel een integrale uitzending in de lijdenstijd). Een commerciële zender als Classic FM houdt zich daar niet aan, en dat roept soms verzet op.
[bewerk] Bibliografie
- Hans Brandts Buys, De Passies van J.S. Bach, Stafleu, Leiden, 1950.
- Kees van Houten en Marinus Kasbergen, Bach en het getal, een onderzoek naar de getallensymboliek en de esoterische achtergronden hiervan in het werk van J.S. Bach, De Walburg Pers, Zutphen,1985.