Luxemburg (historisch gewest)
Het gewest Luxemburg is ontstaan als Duits leen in 963 vergeven aan een graaf Siegfried, die de stamvader van het huis Luxemburg is.
Oorspronkelijk was Lucilinburhuc niet meer dan een fort, waar nu de huidige stad Luxemburg is gelegen, tezamen met enige gebieden aan de Sûre en de Alzette. Spoedig kwamen de abdijen van Stavelot en Echternach ook onder invloed van de vorst van Luxemburg. In 1136 sterft het eerste huis Luxemburg uit met Koenraad II en erft Hendrik de Blinde, graaf van Namen, het graafschap Luxemburg, dat daarmee tijdelijk een vereniging met het Graafschap Namen aangaat.
Deze eenheid hield geen stand, want wanneer Hendrik op ruim 80 jarige leeftijd sterft wordt de erfenis van zijn 10-jarige dochter Ermesinde II van Namen en Luxemburg betwist door haar achterneef Filips van Henegouwen. Het uiteindelijk resultaat van deze strijd is een schikking, waarbij in 1199 Namen wordt toegewezen aan Filips, terwijl Ermesinde en haar echtgenoot Theobald van Barde graafschappen Luxemburg, La Roche en Durbuy tezamen met de abdijen mogen houden. Na de dood van Theobald huwt Ermesinde met Walram III van Limburg , waardoor haar zoon Hendrik V, ook het graafschap Aarlen zou erven, waarmee een groot deel van de huidige Belgische provincie Luxemburg tot het graafschap ging behoren.
In 1312 wordt graaf Hendrik VII van Luxemburg keizer en dat versterkte de positie van Luxemburg aanzienlijk. Zijn zoon Jan de Blinde wordt door huwelijk ook koning van Bohemen, en daarmee één van de machtigste vorsten in het Duitse Rijk. In 1354 werd het graafschap tot hertogdom verheven en in 1364 werd het graafschap Chiny aan de Semois er bijgekocht. Alleen het graafschap Bouillon bleef bij Luik.
Latere opvolgers van Jan de Blinde gingen zich zo zeer op Bohemen richten, dat tienmaal groter en volkrijker was dan het hertogdom Luxemburg, dat zij Luxemburg gingen verwaarlozen en verpanden. In 1383 stierf de tak van de familie waaraan het hertogdom verpacht was uit en erfden de Bourgondiërs het hertogdom, maar de lokale adel aanvaardde dat niet en kwam in opstand ten gunste van een zijtak van de Luxemburgse dynastie. De laatste hertogin van deze tak, Elisabeth van Görlitz verbond zich (echtelijk) met het huis Bourgondië en zo werd het hertogdom in 1451 een der gewesten van de Bourgondische Nederlanden. In oppervlak was het zelfs een van de grootste gewesten dat behalve het huidige Groothertogdom Luxemburg en de Belgische provincie van die naam ook bepaalde gebieden in de Eifel omvatte (bijv. de omgeving van Bitburg en Stavelot). Het merendeel daarvan werd echter door de schaarsbevolkte Ardennen gevormd, zodat het hertogdom weliswaar strategisch belangrijk was, maar alles behalve rijk.
Vervolgens zal het hertogdom Luxemburg ongeveer tweeëneenhalve eeuw deel uitmaken van de Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden, waarna het voor ruim 20 jaar zou worden geannexeerd bij het revolutionaire en Napoleontische Frankrijk.
Op het Congres van Wenen in 1815 werd Luxemburg verheven tot groothertogdom, met Willem I als staatshoofd. Met de Belgische onafhankelijkheid raakte het echter de helft van zijn territorium kwijt.
[bewerk] Zie ook
{{{afb_links}}} | Bourgondische Kreits | {{{afb_rechts}}} | {{{afb_groot}}} |
---|---|---|---|
Markgraafschap Antwerpen - Graafschap Artesië (tot 1678) - Hertogdom Brabant - Franche-Comté (tot 1678) - Heerlijkheid Friesland (tot 1579) - Hertogdom Gelre (noorden tot 1579) - Groningen (tot 1594) - Graafschap Henegouwen - Graafschap Holland (tot 1579) - Hertogdom Limburg - Hertogdom Luxemburg - Heerlijkheid Mechelen - Graafschap Namen - Heerlijkheid Overijssel (tot 1579) - Heerlijkheid Utrecht (tot 1579) - Graafschap Vlaanderen - Graafschap Zeeland (tot 1579) - Graafschap Zutphen (tot 1591) |