Kerguelenkool
Kerguelenkool | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||
|
||||||||||||
Soort | ||||||||||||
Pringlea antiscorbutica |
De kerguelenkool (Pringlea antiscorbutica) is een soort uit de kruisbloemenfamilie, die op meerdere eilanden in het zuiden van de Indische Oceaan inheems is.
[bewerk] Kenmerken
De kerguelenkool lijkt op de bekende Koolsoorten, die ook tot de kruisbloemenfamilie behoren. De bladeren zijn geliggroen en bevatten veel vitamine C, waardoor ze voor zeelui interessant waren als preventiemiddel voor scheurbuik.
Anders dan de meeste andere planten uit de kruisbloemenfamilie, die door insecten worden bestoven, vindt bij de kerguelenkool windbestuiving plaats. Dit hangt samen met het feit dat op de eilanden in zijn verspreidingsgebied vanwege de sterke wind geen vliegende insecten voorkomen. Vanzelfsprekend steken de meeldraden en de stempel daarom uit de bloemen.
[bewerk] Verspreiding
De kerguelenkool komt voor op de Kerguelen, Îles Crozet en Marion-eiland
[bewerk] Ontdekking
De kerguelenkool werd in 1776 ontdekt op een reis van James Cook door zijn scheeparts William Anderson op de Kerguelen. De eerste beschrijving volgde door Sir Joseph Dalton Hooker aan de hand van Sir John Pringle, de toenmalige voorzitter van de Royal Society.