Josip Broz Tito
Josip Broz, bijgenaamd (maarschalk) Tito (Kumrovec, 7 mei 1892 – Ljubljana, 4 mei 1980) was een Joegoslavisch politicus en partizanenleider, afkomstig uit een Kroatisch-Sloveens boerengezin.
De jonge Tito sloot zich, toen hij rond 1910 werkzaam was als metaalbewerker, aan bij de socialistische beweging in het Kroatische Zagreb. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam hij als krijgsgevangene in Rusland terecht, waar hij de Oktoberrevolutie meemaakte en overging tot het communisme. In 1920 keerde Tito terug naar zijn vaderland, dat inmiddels een Zuidslavisch koninkrijk geworden was. In 1928 werd hij secretaris van de (verboden) Communistische Partij van Zagreb, en belandde voor vijf jaar in de gevangenis. Vervolgens werd hij lid van het Politburo, en in 1937 secretaris-generaal van de partij, waarna hij in opdracht van de Comintern begon te werken aan een reorganisatie van het partijapparaat.
Inhoud |
[bewerk] WOII en partizanenstrijd
In 1941 vielen Duitse, Italiaanse, Hongaarse en Bulgaarse troepen Joegoslavië binnen. Tito nam daarop de wapens tegen hen op, alsmede tegen binnenlandse collaborateurs. Langzaamaan groeide zijn partizanenbeweging uit tot de sterkste verzetsorganisatie van het land. Het bergachtige terrein van Joegoslavië maakte een guerillastrijd tegen de buitenlandse indringers mogelijk, hoewel de Duitsers acties van de partizanen zeer gewelddadig vergolden. Tito zelf ontsnapte verscheidene malen ternauwernood aan de dood bij doelbewuste operaties van de Duitsers hem te doden of in handen te krijgen.
De partizanen organiseerden in de bevrijde gebieden comités die optraden als voorlopige regering. Tijdens twee bijeenkomsten, in Bihać op 26 november 1942 en in Jajce op 29 november 1943, werden de contouren geschetst voor een naoorlogs federaal Joegoslavië. Ook werd Tito benoemd tot maarschalk.
Hoewel de beloofde substantiële hulp van Sovjet-Rusland op zich liet wachten, wist Tito als leider van het verzet uiteindelijk de overwinning te behalen, mede door westerse diplomatieke en militaire steun. In eigen land leek hij voor alle partijen een aanvaardbare figuur, omdat hij de verschillende etnische groepen van Joegoslavië een grote mate van autonomie beloofde.
[bewerk] 'Joegoslavische Derde Weg'
Na de Tweede Wereldoorlog vestigde Tito (vanaf 1945 premier, en sedert 1954 president) snel de alleenheerschappij voor de Communistische Partij. De eerste drie jaren van zijn heerschappij voerde Tito collectivaties en andere maatregelen in die niet voor die van de Sovjet-Unie onderdeden. De geheime dienst, de OZNA, speurde de straten af naar fascisten, collaborateurs, ex-Ustaše en ex-Četniks. In deze jaren werd Tito als de trouwste volgeling van Stalin gezien.
In 1948 kwam het tot een breuk met de Sovjet-Unie, o.m. door een meningsverschil met Stalin. Toen deze bleef volhouden dat Joegoslavië dankzij de Sovjet-Unie was bevrijd, opperde Tito dat Joegoslavië zichzelf had bevrijd. Ook was Tito het niet eens met de economische maatregelen die Stalin in het Oostblok trachtte door te voeren, en die weliswaar goed voor de Sovjet-Unie, maar niet voor Joegoslavië waren. De ware steen des aanstoots was een voorstel om met Bulgarije en Albanië een unie aan te gaan. Het idee dat Oostbloklanden dit uit zichzelf en zonder toestemming van Stalin konden was voor Moskou te gek voor woorden, en Stalin trachtte de landen terug te fluiten. Enver Hoxha van Albanië en Georgi Dimitrov van Bulgarije erkenden hun vergissing, maar Tito bleef Moskou weerstaan.
Het feit dat Joegoslavië zich daarna, tegen de druk van het Oostblok in, wist te handhaven en binnen het communisme een eigen koers bleef varen, deed Tito's prestige in binnen- en buitenland sterk toenemen. Toen hij in 1950 arbeiderszelfbestuur in de Joegoslavische bedrijven afkondigde, creëerde hij daarmee een antimodel tegen het stalinisme. Nu werden de aanhangers van Stalin door de OZNA naar de kampen gestuurd.
[bewerk] Organisatie van Niet-gebonden Landen
In de internationale politiek streefde Tito naar een ‘blokvrije’ positie voor Joegoslavië. Hij was een van de initiatiefnemers en inspiratoren van de conferenties van de Organisatie van Niet-gebonden Landen, aanvaardde economische steun van alle kanten en keerde zich niet alleen tegen de ideologische pretenties van China en Albanië, maar bekritiseerde ook het Sovjet-Russische optreden in Hongarije (1956) en Tsjechoslowakije (1968). In eigen land bestreed Tito o.m. oppositie van Djilas en Ranković.
Sedert het begin van de jaren zeventig stak het probleem van etnische en ideologische tegenstellingen opnieuw de kop op in Joegoslavië. Tito reageerde daarop enerzijds met zuiveringen in de partij en anderzijds met de in 1974 afgekondigde federale grondwet, waarin de dominante positie van Servië enigszins werd ingeperkt door de autonome provincies Kosovo en Vojvodina feitelijk gelijk te stellen aan de zes republieken. Hij volgde tegelijkertijd een hardere lijn tegen zijn opposanten.
[bewerk] Overlijden van Tito en de federatie
Tito overleed op 4 mei 1980. Hij ging de geschiedenis in als de communistische leider die de Russische opmars naar het westen een halt wist toe te roepen: hij weekte zijn land los uit het Oostblok, volgde zijn eigen weg en gaf het communisme in Joegoslavië een eigen gestalte. Hij groeide van partizanenleider uit tot een gerespecteerd staatsman. Als president voor het leven voerde Tito een dictatoriaal bewind, dat hem in staat stelde onrust te onderdrukken en politieke tegenstanders voor tientallen jaren de mond te snoeren. Na de dood van Tito leidden ideologische en onderhuidse etnische spanningen tot gewelddadige confrontaties: zijn levenswerk bleek een maat voor niets te zijn geweest. Vanaf 1986, waarin het nationalisme in Servië de overhand kreeg, dreven de verschillende republieken uit elkaar. Uiteindelijk leidde het tot het uiteenvallen van de Joegoslavische statenbond (zie: Oorlogen in Joegoslavië).
Tito was ook Esperantist. Hij zei: "Esperanto zou door de intellectuelen geleerd moeten worden, iedereen met buitenlandse contracten, en vooral de arbeiders."
Voorganger: Milan Gorkić |
Secretaris-Generaal van de Joegoslavische Communistische Partij 1937-1952 |
Opvolger: geen |
Voorganger: geen |
Voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond 1952-1980 |
Opvolger: Lazar Mojsov |
Voorganger: Drago Marusić |
Premier van Joegoslavië 1945-1963 |
Opvolger: Petar Stambolić |
Voorganger: - |
President van Joegoslavië 1953-1980 |
Opvolger: functie vervangen door collectief presidentschap |