Gestreepte skunk
Gestreepte skunk IUCN-status: Veilig |
||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gestreepte skunk |
||||||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||||||
|
||||||||||||
Soort | ||||||||||||
Mephitis mephitis (Schreber, 1776) |
De gestreepte skunk of gestreept stinkdier (Mephitis mephitis) is het meest bekende stinkdier. De gestreepte skunk komt voor in bijna geheel Noord-Amerika, in de zuidelijke helft van Canada, de 48 aaneengesloten Verenigde Staten en in noordelijk Mexico, in een groot areaal van verscheidene biotopen: in onder andere woestijnen, bossen, prairies, grasvlakten en buitenwijken kan hij worden aangetroffen.
Inhoud |
[bewerk] Beschrijving
De gestreepte skunk heeft een zwarte vacht met twee brede strepen over de rug en de staart. Ook de schouders en de kap boven op de kop zijn wit. De hoeveelheid wit varieert per dier: er zijn bijna geheel zwarte skunken en bijna geheel witte. Over de gezicht loopt een dunne, witte streep. De staart is ruig. De gestreepte skunk wordt zo groot als een kat. Hij wordt 522 tot 800 millimeter lang en 2,7 tot 6,3 kilogram zwaar, met een staartlengte van 184 tot 393 millimeter. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes.
[bewerk] Gedrag
De skunk is een omnivoor. Hij eet het liefst kleine knaagdieren, kevers, engerlingen, spinnen, slakken, mieren, rivierkreeften, bijen en wespen, hagedissen, de eieren van grondbroedende vogels, amfibieën, vruchten als kersen en bessen.
De gestreepte skunk is een solitair nachtdier. Het houdt geen winterslaap, maar hij gaat soms in torpor, tijdens koud weer. In de herfst kweekt de skunk een vetlaag, om de voedselarme wintermaanden door te komen. Soms overwinteren meerdere stinkdieren in een hol.
Als hol gebruikt het stinkdier een verlaten hol. Soms gebruikt hij een bestaande schuilplaats als een holle boom of een ruimte tussen de rotsen. Een enkele keer graaft hij zijn eigen hol. Gestreepte skunks gebruiken soms ook ruimtes in muren als verblijfplaats. Over het algemeen zijn winter- en kraamverblijven ondergronds, andere verblijven bovengronds.
[bewerk] Verdediging
Het vachtpatroon dient als waarschuwing voor natuurlijke vijanden. Mochten deze de waarschuwing negeren, steekt de skunk zijn staar uit, zet de staartharen op, klappert met zijn tanden en stampt op de grond met zijn voorpoten. De meeste roofdieren zullen dan wegvluchten, maar de enkele vijand die blijft staan krijgt een nare verrassing.
De skunk gaat op zijn voorpoten staan, richt de anaalklieren op de aanvaller en spuit een gele, olieachtige muskus. Hij kan drie tot vijf meter ver spuiten, maar de damp die vrij komt kan wel tien meter ver dragen. De geur blijft lang hangen en is van verre te ruiken. De geur is te verwijderen met tomatensap en ammonia. Overigens is de skunk spaarzaam op zijn vloeistof, aangezien hij slechts genoeg heeft voor vijf à zes aanvallen, en het enkele weken duurt voordat de vloeistof is aangevuld.
De meeste roofdieren laten zich hierdoor afschrikken. Alleen de Amerikaanse oehoe, die een slechte reukzin heeft, is een geduchte vijand voor het stinkdier.
[bewerk] Voortplanting
De paartijd valt van februari tot april. De draagtijd duurt 62 tot 66 dagen, inclusief de verlengde draagtijd van 19 dagen. Het stinkdier krijgt 3 tot 9 jongen per worp, dat wordt geboren in mei. Bij de geboorte zijn de jongen blind en dunbehaard. De karakteristieke zwartwitgestreepte tekening is al wel duidelijk te herkennen. Na zes tot zeven weken zijn de jongen gespeend, en gaan de jongen samen met de moeder op jacht. Ze worden 8 tot 10 jaar oud.