Christoph Graupner
Christoph Graupner (1683 - 1760) was een Duits componist. Graupner werd geboren in Hartmannsdorf (Saksen) en was een leerling van Johann Kuhnau aan de Thomasschule in Leipzig. Daar raakte hij bevriend met Johann Friedrich Fasch en Johann David Heinichen. In 1705 werd hij als clavecimbelspeler aangenomen in het orkest van Reinhard Keiser en leerde in Hamburg Georg Friedrich Händel en Johann Mattheson kennen. In 1712 werd hij kapelmeester in Darmstadt, waar hij al sinds 1709 verbleef. In 1713 werd Fasch zijn leerling.
Ernst Lodewijk van Hessen-Darmstadt, de landgraaf had zich voorgenomen Darmstadt te verfraaien en een barokopera (1711) op te zetten, maar na een aantal jaar was er een gebrek aan geld. Graupner stortte zich op instrumentale muziek en componeerde een onoverzienbaar aantal geestelijk cantates, zoveel dat Bach wel een luie componist lijkt.
In 1722 solliciteerde Graupner in Leipzig, aan zijn voormalige school. De eerste keuze was Georg Philipp Telemann, maar die bedankte voor de functie. Christoph Graupner genoot de voorkeur van het bestuur van de Thomaskirche boven Johann Sebastian Bach bij de benoeming tot cantor. Een verklaring zou kunnen zijn dat Graupner in Leipzig rechten had gestudeerd, in tegenstelling tot Bach, die geen academische studie had gevolgd. Ernst Lodewijk gaf Graupner echter geen ontslag als kapelmeester, waardoor de uiteindelijke keuze toch op Bach viel.
Graupner's muziek is beschaafd, doorvoeld, vernieuwend en veeleisend. Aan het einde van zijn leven werd Graupner blind. Graupner had weinig leerlingen, en dat zou er toe bijgedragen hebben, dat zijn muziek nauwelijks bekend is.
Graupner was een productief, maar bescheiden man en wenste dat na zijn dood al zijn werken vernietigd zouden worden. Er bestaan geen afbeeldingen van hem. Zijn originelen zijn echter ware kunstwerken. Er ontstonden problemen tussen de familie en de landgraaf, maar omdat men niet tot een oplossing is gekomen, is veel van zijn werk bewaard gebleven in de plaatselijke universiteitsbibliotheek.
Graupner schreef acht opera's, waaronder Dido (1709) en Antiochus en Stratonice. Daarnaast bestaat zijn werk uit 1418 geestelijke en 24 wereldlijke cantates, 113 symfonieën, 85 suites (ouvertures), 44 concerti, werk voor klavecimbel en kamermuziek, waaronder een aantal schitterende triosonates.
[bewerk] Link
http://www.goldbergweb.com/en/magazine/composers/2004/02/20204.php