Charles–Marie Widor
Charles–Marie Widor (Lyon, 21 februari 1844 – 12 maart 1937) was een Frans componist voor orgelmuziek.
Zijn vader was organist in de kerk St-François-de-Sales en zijn grootvader had als orgelbouwer bij de firma Callinet gewerkt. De kleine Charles-Marie kreeg orgelles van zijn vader en deed het zo goed, dat hij hem al mocht vervangen toen hij elf jaar was. In 1863 trekt hij op aanraden van de Franse orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll naar Brussel om er bij Jacques-Nicolas Lemmens (1823-1881) te studeren. Cavaillé-Coll vond dat het gemiddelde niveau van de Franse organisten teveel was gezakt en apprecieerde Lemmens omwille van het feit dat die nog bij Adolf Hesse (1809-1863) in Breslau had gestudeerd en dus was opgeleid volgens de tradities van de Duitse school (sterke pedaaltechniek en doorgedreven kennis van Bach-werken).
Widor begon zijn muzikale studie in Brussel bij Lemmens en voor compositie ging hij te rade bij François-Joseph Fétis, de toenmalige directeur van het Koninklijk Conservatorium te Brussel. Hij werd begeleid en kreeg raad van Aristide Cavaillé-Coll bij zijn eerste stappen in de muziekwereld. In 1870 wordt hij op 26-jarige leeftijd de titularis van de Saint- Sulpice waar hij Louis-James-Alfred Lefébure-Wely opvolgt na diens dood. Na een jaar van intense studies bij Lemmens, keerde Widor naar Lyon terug. In 1870 verhuist hij naar Parijs omdat hij er na tussenkomst van Cavaillé-Coll op proef is benoemd tot organist van de Saint-Sulpice, waar de orgelbouwer zijn grootste instrument had geplaatst. Die proeftijd zou uiteindelijk 64 jaar duren!
Met een van de toporgels voor hem alleen, vindt hij dat het tijd is om een ‘nieuw’ soort orgelmuziek te schrijven, de zogenaamde orgelsymfonie. Hij schrijft er een tiental, waarvan de twee laatste door hem de namen “Gotische” en “Romaanse” meekregen. Hij verwerkt er op meesterlijke wijze gregoriaanse thema’s in om het een religieus karakter te geven.
Met zijn symfonieën drijft hij zowel de organist als het orgel naar de limieten en laat een 32’ weelderig bulderen in al zijn glorie. Naast organist is ook hij een gelauwerd concertant die overal in Europa gevraagd wordt om orgels in te spelen. Uiteraard zorgt ook hij voor opvolgers. Zelf een goed pedagoog, besluit hij dan ook zijn kennis door te geven. Zijn bekendste leerlingen zijn: Louis Vierne (1870-1937), Charles Arnaud Tournemire (1870 - 1939) en Marcel Dupré (1886-1971) die hem opvolgt in 1943 te Saint- Sulpice.
[bewerk] Oeuvre
Naast zijn monumentale erfenis van 10 symfonieën voor orgel, laat hij ook 4 symfonieen voor orkest, verscheidene pianoconcertos, een paar balletten, 3 opera’s, 2 kwintetten en nog andere werken na.
Enkele composities van Widor worden regelmatig gespeeld tijdens Bruiloften; o.a de fameuze toccata uit de 5de symfonie.