Abdij van Aulne
De majestueuze ruïnes van de voormalige Abdij van Aulne liggen aan de bosrijke oever van de Samber, op het grondgebied van Gozée, nu een deelgemeente van de Belgische stad Thuin. De plek is genoemd naar de elzeboom (geslacht Alnus, in het Frans aulne), die hier wellicht in grote hoeveelheden voorkwam toen de abdij werd gesticht.
[bewerk] Geschiedenis
Volgens de plaatselijke legende zou de Abdij van Aulne gesticht zijn in in 657, door de berouwvolle struikrover Landelinus, die ook de naburige abdij van Lobbes stichtte (geschiedenis: zie onder Lobbes). Tot het jaar 889, toen de abdij niet langer onder de voogdij van Lobbes ressorteerde, blijft de geschiedenis vrij duister. Onder impuls van Ursmarus, 2e prior van Lobbes, en van Pepijn van Herstal kende Aulne een snelle ontwikkeling. In 880 werd de abdij geplunderd door de Noormannen, waarna ze een vijftigtal jaren in puin bleef liggen, tot ze weer uit haar as verrees, door de tussenkomst van de Luikse bisschop Richarius (922-945).
De monniken leefden aanvankelijk volgens de strenge regel van Columbanus van Luxeuil. In 1147 schonk de Luikse prinsbisschop Hendrik II van Leyen (1145-1164) de abdij aan Bernardus van Clairvaux, waarna ze overgenomen werd door cisterciënzermonniken, en dat was het begin van een totaal nieuwe periode. Vooral prinsbisschop Hugo II van Pierrepont (1202-1229 droeg in hoge mate bij aan de geestelijke en materiël welvaart.
De verdere geschiedenis van Aulne is één afwisseling van luisterrijke perioden en tijden van rampspoed, oorlogen en plundering. De abdij verwierf uitgestrekte landerijen in de wijde omgeving, wat haar tot een van de machtigste van België maakte. Ook beschikte zij over refugiehuizen in de steden Thuin, Hoei, Luik en Bergen, en sinds 1629 ook over een eigen college aan de Leuvense universiteit. De kloosterbibliotheek herbergde meer dan 50.000 volumes en 4000 handschriften.
In de 15e eeuw had de abdij zwaar te lijden onder de plundering door de Bourgondiërs tijdens de oorlog tegen het prinsbisdom Luik (waartoe Aulne behoorde), in de 16e eeuw eerst onder de invasie van Franse troepen van koning Hendrik II, daarna onder de uitspattingen van de Geuzen. In de 18e eeuw liet de abt Barthélémy Lovant (1728-1753) zijn abdij, die aan natuurlijk én menselijk verval ten prooi was gevallen, grondig restaureren. Aulne werd met overdadige luxe herbouwd: de gotische abdijkerk (oorspronkelijk uit de 12e eeuw) kreeg een nieuwe voorgevel in classicistische stijl, de abdij had zijn eigen fabrieken, waaronder een leerlooierij en een brouwerij, en de vroegere vertrekken van de abt werden omgebouwd tot een luxueus gastenverblijf, terwijl de abt zelf zijn intrek nam in een nieuwe vleugel.
Rond 1775 waren de bouwactiviteiten eindelijk voltooid, maar de abdij was geen lang leven meer beschoren. In 1794 werd Aulne vernield en tot ruïne herleid door de Franse Revolutie, maar ook en vooral door de plaatselijke bevolking, die het al een tijdje moeilijk had met het autoritaire beleid van de invloedrijke abten (onder meer m.b.t. de graanprijzen) en nu de kans kreeg zijn opgekropte haatgevoelens te luchten. Ook de schitterende bibliotheek ging in de vlammen op...
In de 19e eeuw tenslotte werden bepaalde delen gerestaureerd, en kregen ze een nieuwe bestemming als retraitehuis. Ook werd, met materiaal gehaald uit de ruïnes, een nieuwe Sint-Jozefskerk gebouwd (in 1868, voltooid 1875).
[bewerk] Externe link
[bewerk] Bronvermelding
- Bernard PEUGNIEZ, Routier cistercien. Abbayes et sites. France-Belgique-Luxembourg-Suisse, Éditions Gaud, s.d.