Zonder last of ruggespraak
Stemmen zonder last betekent dat een volksvertegenwoordiger zich niet mag laten opdragen in een stemming een bepaald standpunt in te nemen. De vertegenwoordiger moet op basis van eigen inzicht en overtuiging een oordeel vellen.
Stemmen zonder ruggespraak betekent dat men een besluit moet nemen zonder daarover eerst met iemand uit de achterban overleg te plegen.
De gedachte achter de verplichting te stemmen zonder last of ruggespraak is dat een volksvertegenwoordiger bij het komen tot zijn standpunten zich niet dient te laten leiden door deelbelangen, maar door het algemeen belang. Bovendien wordt de besluitvorming versneld doordat leden zich niet hebben verplicht eerst overleg te voeren met anderen voordat zij hun stem uitbrengen.
Deze opvatting is in de Nederlandse wet vastgelegd omdat ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de afgevaardigden naar de verschillende Statenvergaderingen juist wel stemden met last en ruggespraak. Dit betekende dat voor ieder besluit de afgevaardigden opnieuw naar hun opdrachtgevers dienden te gaan. Met name in Friesland met zijn elf steden en dertig grietenijen kon dit tot spreekwoordelijke traagheid leiden: op zijn elf-en-dertigst. Door de verplichting zonder last of ruggespraak te stemmen dienden de volksvertegenwoordigers direct een besluit te nemen en zo konden de Staten-Generaal en de Provinciale Staten in het Koninkrijk der Nederlanden slagvaardiger optreden dan hun voorgangers onder de Republiek.
De moderne democratie met haar partijen die ieder vaak deelbelangen vertegenwoordigen en de soms strikte fractiediscipline lijkt soms in tegenspraak te zijn met de wettelijke verplichting te stemmen zonder last of ruggespraak.