Schaal van Beaufort
De schaal van Beaufort wordt gebruikt om de snelheid van de wind aan te duiden. De tabel werd in 1805 opgesteld door de marinecommandant Sir Francis Beaufort van het fregat Woolwich van de Royal Navy. Hij maakte een indeling in 13 windsterkten, aan de hand van de zeilvoering van een fregatschip. Zijn schaal was gebaseerd op windkracht, niet op windsnelheid: hij keek naar het gedrag van zijn schip, niet naar de wind zelf. In 1838 stelde de Royal Navy de schaal van Beaufort verplicht voor de windkrachtaanduiding in het scheepsjournaal.
De omschrijvingen van Beaufort varieerden van Geen vertier (0 Bf) tot Zeilen waaien uit de lijken (12 Bf). Daartussen lagen uitdrukkingen als Bovenbramzeilkoelte (5 Bf), Dubbelgereefde marszeilkoelte (7 Bf), Dichtgereefd grootmarszeil en gereefde fok (10 Bf).
In 1905 werd de schaal aangepast aan de stoomvaart door Sir George Simpson en in 1921 deed hij dit nogmaals, maar dan meer toegepast voor het niet-zeevarende deel van de mensheid. Ook voegde hij de windsnelheden toe aan de schaal. Hieronder staat de schaal van Simpson uit 1905 en 1921.
De belangrijkste wijziging, in 1946, werd vastgesteld door het International Meteorological Committee. De schaal werd gebaseerd op de gemiddelde windsnelheid op een hoogte van 10 meter boven de grond. Zo veranderde de Windkracht-schaal van Beaufort in een Windsnelheid-schaal. Er werden overigens ook nog een aantal schalen aan de bovenkant toegevoegd voor het categoriseren van de hogere orkaan-windsnelheden.
kracht | benaming KNMI | benaming zeevaart | snelheid in km/h* | snelheid in knopen[1] | uitwerking boven land en bij mens | uitwerking boven zee |
---|---|---|---|---|---|---|
0 | stil | windstil | 0-1 | 0-1 | rook stijgt recht of bijna recht omhoog | spiegelglad |
1 | zwak | flauw en stil | 1-5 | 1-3 | windrichting goed af te leiden uit rookpluimen | kleine golfjes, geschubd oppervlak |
2 | zwak | flauwe koelte | 6-11 | 4-6 | wind voelbaar in gezicht, weerhanen tonen nu juiste richting, blad ritselt | kleine, korte golven |
3 | matig | lichte koelte | 12-19 | 7-10 | opwaaiend stof, vlaggen wapperen, spinnen lopen niet meer | kleine golven, breken, schuimkopjes |
4 | matig | matige koelte | 20-28 | 11-15 | papier waait op, haar raakt verward, geen last van muggen meer | golven iets langer, veel schuimkoppen |
5 | vrij krachtig | frisse bries | 29-38 | 16-21 | bladeren van bomen ruisen, gekuifde golven op meren en kanalen, vuilcontainers waaien om | matige golven, overal schuimkoppen, af en toe opwaaiend schuim |
6 | krachtig | stijve bries | 39-49 | 22-27 | problemen met paraplu's en hoeden waaien af | grotere golven, schuimplekken, vrij veel opwaaiend schuim |
7 | hard | harde wind | 50-61 | 28-33 | het is lastig tegen de wind in te lopen of te fietsen | golven worden hoger, beginnende schuimstrepen |
8 | stormachtig | 62-74 | 34-40 | twijgen breken van bomen, voortbewegen zeer moeilijk | matig hoge golven, schuimstrepen | |
9 | storm | 75-88 | 41-47 | schoorsteenkappen en dakpannen waaien weg, kinderen waaien om, takken breken af, alleen zwaluwen en eenden vliegen nog | hoge golven, rollers, zicht wordt slechter door schuimvlagen | |
10 | zware storm | 89-102 | 48-55 | grote schade aan gebouwen, volwassenen waaien om, bomen raken ontworteld, vogels blijven aan de grond | zeer hoge golven, zee wordt wit van het schuim, overslaande rollers, verminderd zicht | |
11 | zeer zware storm | 103-117 | 56-63 | grote schade aan bossen | extreem hoge golven, zee geheel bedekt met schuim, sterk verminderd zicht | |
12 | orkaan | >117 | >63 | verwoestingen | lucht is vol met verwaaid water en schuim, zee volkomen wit, vrijwel geen zicht meer |
*) gemiddelde snelheid in km•h−1 over 10 minuten