Olifantenyam
Olifantenyam | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
soort | |||||||||||||||||
Amorphophallus paeoniifolius |
De olifantenyam (Amorphophallus paeoniifolius, syn. Amorphophallus campanulatus) is een overblijvende, kruidachtige plant met een krachtige wortelstok. De wortelstok is breed schijfvormig en kan tot 25 kg wegen. De bladeren zijn circa 50 cm lang en samengesteld uit meerdere ovale deelblaadjes. De plant heeft om goed te kunnen groeien hoge temperaturen en een hoge relatieve luchtvochtigheid nodig.
De eenhuizige bloeikolf is tot 35 cm lang en bestaat uit aparte mannelijke en vrouwelijke bloemen. De vrouwelijke bloemen aan de onderkant van de bloeiwijze bestaan uit een enkele stijl. In het midden bevinden zich de mannelijke bloemen die enkel uit meeldraden bestaan. Aan de bovenkant bevindt zich de appendix, die uit een onregelmatig gevormde, kegelachtige, paarsrode knol bestaat. Het schutblad (spatha) is breed- ovaalvormig, aan de onderkant groen met witte spikkels en aan de bovenkant met een paarsrode rand. Uit de vrouwelijke bloemen ontwikkelen zich rode bessen.
De wortelstokken kunnen als zetmeelrijke groente worden gegeten. Ze bevatten tot 25% zetmeel. Ze kunnen worden gekookt, gebaken of gefrituurd. Op de Filipijnen en Java worden ook de jonge bladeren en bladstelen als groente gegeten.
De olifantenyam is inheems in India en op Sri Lanka. De plant wordt vooral in Zuidoost-Azië verbouwd.
Een andere soort Amorphophallus, die ook voor zijn eetbare wortelknollen wordt geteeld, is de konjak (Amorphophallus konjac) met een circa 600 gram zware wortelknol.